ECLI:NL:CRVB:2013:1236
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de afwijzing van het verzoek tot kwijtschelding van de studieschuld van appellant met betrekking tot het syndroom van Asperger
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, die zijn verzoek tot kwijtschelding van zijn studieschuld had afgewezen. Appellant had in het verleden studiefinanciering ontvangen en had een aanzienlijke studieschuld opgebouwd. Hij verzocht de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om zijn schuld kwijt te schelden, onderbouwd met medische stukken die zijn lijden aan het syndroom van Asperger documenteerden. De minister wees dit verzoek af, waarna appellant bezwaar maakte. De minister verklaarde het bezwaar ongegrond na advies van een medisch adviseur.
De rechtbank oordeelde dat de situatie van appellant niet onder het beleid van de minister viel en dat hij zijn studieschuld naar draagkracht kon aflossen. De rechtbank nam de medische rapportage in overweging, maar concludeerde dat er geen aanleiding was voor kwijtschelding van de schuld. Appellant herhaalde in hoger beroep grotendeels zijn eerdere argumenten, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de minister geen aanleiding had om de schuld kwijt te schelden, gezien de wettelijke mogelijkheden voor aflossing en het feit dat de restantschuld na vijftien jaar tenietgaat.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met J. Brand als voorzitter en I.M.J. Hilhorst-Hagen en B.M. van Dun als leden. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 31 juli 2013, waarbij werd vastgesteld dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.