ECLI:NL:CRVB:2013:1049

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 juli 2013
Publicatiedatum
17 juli 2013
Zaaknummer
10-6348 WMO-T
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak bestuurlijke lus
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over aanvraag brommobiel op basis van actuele medische situatie

In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep wordt de aanvraag van appellante voor een brommobiel op basis van haar actuele medische situatie behandeld. Appellante, die lijdt aan multiple sclerose en incontinentieproblemen, had eerder een aanvraag ingediend die door de Commissie sociale zekerheid te Breda was afgewezen. De Raad oordeelt dat er geen sprake is van een herhaalde aanvraag, maar van een nieuwe aanvraag, wat de rechtbank niet had onderkend. De Raad stelt vast dat de commissie ten onrechte heeft aangenomen dat appellante in staat was om incontinentiemateriaal te gebruiken en met een individuele taxi te reizen. De bevindingen van de huisarts en de neuroloog ondersteunen het standpunt van appellante dat zij niet in staat is om gebruik te maken van individueel taxivervoer. De Raad draagt de commissie op om het gebrek in het besluit te herstellen en een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, rekening houdend met de actuele medische situatie van appellante. De uitspraak is gedaan op 17 juli 2013, na een zitting op 9 januari 2013, waarbij appellante werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. S.E.C. Krijnen. De commissie heeft geen vertegenwoordiger gestuurd naar de zitting. De Raad heeft het onderzoek ter zitting geschorst om appellante de gelegenheid te geven een nadere artsenverklaring in te dienen, waarna het onderzoek is gesloten zonder nadere zitting.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
10/6348 WMO-T
Meervoudige kamer
Tussenuitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van
3 november 2010, 10/1519 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Commissie sociale zekerheid te Breda (commissie)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. S.E.C. Krijnen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De commissie heeft een verweerschrift ingediend.
De commissie heeft desgevraagd een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 januari 2013. Namens appellante is verschenen mr. Krijnen. Het college heeft zich, met bericht, niet laten vertegenwoordigen.
De Raad heeft het onderzoek ter zitting geschorst om appellante in de gelegenheid te stellen een nadere artsenverklaring in te dienen.
Na ontvangst van nadere informatie en over en weer reacties van partijen heeft de Raad met toestemming van partijen als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaald dat een nader onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

1.
Voor een uitgebreide weergave van de feiten en het toepasselijke wettelijke kader verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat hier met het volgende.
1.1.
Appellante lijdt aan multiple sclerose en heeft incontinentieproblemen. Zij heeft op
12 augustus 2008 op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) een aanvraag gedaan voor de vervanging van haar brommobiel. De commissie heeft deze aanvraag afgewezen bij besluit van 28 augustus 2008, gehandhaafd bij besluit van 22 december 2008.
1.2.
De commissie heeft bij besluit van 9 oktober 2009 een nieuwe aanvraag van appellante van 13 juli 2009 afgewezen om haar in het kader van de Wmo in aanmerking te brengen voor een brommobiel.
1.3.
De commissie heeft bij besluit van 1 april 2010 (bestreden besluit) het bezwaar ongegrond verklaard op de grond dat de bij de aanvraag en in de bezwaarprocedure aangedragen argumenten niet aangemerkt kunnen worden als nieuwe feiten of gewijzigde omstandigheden als bedoeld in artikel 4:6 van de Awb.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
3.1.
Tussen partijen is in geschil of appellante met de op grond van de Wmo al toegekende scootmobiel en individueel taxivervoer voldoende gecompenseerd is in haar beperkingen. Appellante heeft onder meer aangevoerd dat zij vanwege haar incontinentie voor ontlasting en het niet kunnen verdragen van incontinentiemateriaal niet in staat is om gebruik te maken van individueel taxivervoer. Dit standpunt heeft zij onder meer onderbouwd met een verklaring van de neuroloog dr. E.A.C.M. Sanders van 29 oktober 2010, die heeft vermeld dat appellante last heeft van huiduitslag door Prednisonkuren en dat de hierdoor ontstane dunne en broze huid ongemakken en problemen geeft bij het dragen van incontinentiematerialen.
3.2.
De commissie heeft steeds het standpunt ingenomen dat er geen medische noodzaak is voor een brommobiel, omdat appellante gedurende de korte ritten gebruik kan maken van individueel taxivervoer, met gebruikmaking van incontinentiemateriaal. De commissie heeft zich daarbij gebaseerd op adviezen van de medisch adviseur E.P.F. Klootwijk van
de Stichting SAP.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Raad overweegt ambtshalve dat de commissie aan de afwijzing artikel 4:6 van de Awb ten grondslag heeft gelegd en daarbij heeft verwezen naar de aanvraag waarop het besluit van 28 augustus 2008 is genomen. Appellante heeft echter om een brommobiel gevraagd op basis van haar actuele medische situatie ten tijde van de aanvraag van
13 juli 2009. Dan is geen sprake van een herhaalde aanvraag als bedoeld in artikel 4:6 van de Awb, maar van een nieuwe aanvraag. De rechtbank heeft dit niet onderkend.
4.2.
Uit 4.1 volgt dat het bestreden besluit niet voldoet aan de eis van artikel 7:12, eerste lid, van de Awb dat het is voorzien van een deugdelijke motivering. De commissie zal daarom met toepassing van artikel 21, zesde lid, van de Beroepswet worden opgedragen om met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Daarbij is het volgende van belang.
4.3.
Naar aanleiding van het verhandelde ter zitting bij de Raad op 9 januari 2013, heeft appellante een verklaring van de huisarts A.G. Jagt van 14 januari 2013 aan de Raad doen toekomen. Hierin is vermeld dat appellante door de dunne en broze huid geen (antiallergisch) incontinentiemateriaal kan verdragen en dat zij ook geen hypoallergeen incontinentiemateriaal verdraagt. Ook bij kortdurend dragen van incontinentiemateriaal korter dan één uur gaat haar huid stuk.
4.4.
De commissie heeft daarop, onder verwijzing naar het in een nader rapport van
3 april 2013 neergelegde standpunt van Klootwijk, gereageerd en te kennen gegeven geen reden te zien om haar eerder ingenomen standpunt te wijzigen. Appellante heeft op haar beurt hierop gereageerd en, onder verwijzing naar een nadere verklaring van Jagt van 22 april 2013, aangegeven dat zij van mening blijft dat haar aanvraag ten onrechte is afgewezen.
4.5.
De bevindingen van de huisarts en de neuroloog leiden de Raad tot het oordeel dat de commissie appellante ten onrechte in staat heeft geacht om incontinentiemateriaal te gebruiken en als gevolg daarvan ook ten onrechte in staat heeft geacht om met de individuele taxi te reizen. De reactie van de commissie op de bevindingen van de huisarts werpt - tegen de achtergrond van de daarop gegeven reactie van appellante - geen ander licht op de bevindingen van de huisarts en de neuroloog.
4.6.
Het voorgaande leidt ertoe dat de commissie er bij het herstellen van het gebrek in het bestreden besluit er vanuit dient te gaan dat geen sprake is van een aanvraag als bedoeld in artikel 4:6, eerste lid, van de Awb en dat appellante geen gebruik kan maken van individueel taxivervoer.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep draagt de commissie op om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek in het besluit van 1 april 2010 te herstellen met inachtneming van hetgeen de Raad heeft overwogen.
Deze uitspraak is gedaan door A.J. Schaap als voorzitter en J. Brand en M.F. Wagner als leden, in tegenwoordigheid van J.T.P. Pot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2013.
(getekend) A.J. Schaap
(getekend) J.T.P. Pot

QH