ECLI:NL:CRVB:2013:1022
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens gezamenlijke huishouding en schending inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking en terugvordering van bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De appellante had bijstand ontvangen die met terugwerkende kracht werd ingetrokken, omdat zij niet had gemeld dat zij een gezamenlijke huishouding voerde met appellant, die inkomsten genoot. De Raad heeft vastgesteld dat de verklaringen van appellante niet innerlijk tegenstrijdig zijn en dat appellant vanaf zijn vrijlating uit detentie op 24 mei 2007 zijn hoofdverblijf bij appellante had. Dit werd ondersteund door getuigenverklaringen en waarnemingen van de sociale recherche. De rechtbank had eerder de bezwaren van appellanten ongegrond verklaard, en de Raad heeft deze oordelen bevestigd. De Raad oordeelde dat het college van burgemeester en wethouders van Utrecht terecht de bijstand heeft ingetrokken en de gemaakte kosten heeft teruggevorderd. De Raad heeft ook geoordeeld dat de brutering van de vordering door het college in overeenstemming was met het beleid en dat appellante haar inlichtingenverplichting had geschonden. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan op 16 juli 2013.