ECLI:NL:CRVB:2012:BY7068
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar door het Uwv inzake Ziektewetuitkering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin het beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Het Uwv had op 6 juli 2010 een besluit genomen op de aanvraag van appellante voor een Ziektewetuitkering, maar verklaarde het bezwaar van appellante tegen dit besluit niet-ontvankelijk. De rechtbank oordeelde dat het bezwaar niet tijdig was ingediend en dat de overschrijding van de bezwaartermijn niet verschoonbaar was. Appellante stelde echter dat er reeds bezwaar was gemaakt en dat het Uwv nog een besluit op haar bezwaar diende te nemen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank een verkeerd wettelijk kader had gehanteerd. De Raad stelde vast dat appellante op 8 juni 2010 beroep had ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag, geregistreerd onder nummer 10/2211. Het Uwv had op 6 juli 2010 een besluit genomen, maar de rechtbank had ten onrechte aangenomen dat appellante haar beroep had ingetrokken. De Raad concludeerde dat het beroep tegen het besluit van 6 juli 2010 nog steeds bij de rechtbank berustte en dat de procedure onder nummer 10/2211 voortgezet diende te worden.
De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, evenals het besluit van het Uwv. De Raad droeg het Uwv op om de proceskosten van appellante te vergoeden, die in totaal € 1.748,- bedroegen, en bepaalde dat het Uwv het griffierecht van € 153,- aan appellante moest vergoeden. De uitspraak werd gedaan op 19 december 2012.