ECLI:NL:CRVB:2012:BY7065

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-5265 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van uitkering op grond van de Ziektewet met voldoende medische en arbeidskundige grondslag

In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. J.M.M. Brouwer, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 3 augustus 2011, waarin zijn beroep tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Het Uwv had bij besluit van 2 september 2010 de aan appellant toegekende uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) per 6 september 2010 beëindigd, omdat hij weer geschikt werd geacht voor zijn maatgevende werk. Appellant had zich eerder ziek gemeld vanwege toegenomen rug- en knieklachten, maagklachten en urologische klachten, maar de rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek van het Uwv niet onzorgvuldig was en dat appellant in staat was om ten minste één van de hem voorgehouden functies te vervullen.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van het standpunt van het Uwv. Appellant had in hoger beroep dezelfde gronden aangevoerd als in beroep, zonder nieuwe medische informatie te overleggen. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien hiervoor geen aanleiding bestond. De uitspraak werd gedaan op 19 december 2012 door de meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

11/5265 ZW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 3 augustus 2011, 10/8949 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.]
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak 19 december 2012.
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.M.M. Brouwer, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 november 2012. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Brouwer. Het Uwv is met kennisgeving niet verschenen.
OVERWEGINGEN
1. Met ingang van 31 maart 2003 is de uitkering van appellant op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) beëindigd, omdat hij per die datum minder dan 15% arbeidsongeschikt werd geacht.
2. Appellant heeft zich op 8 december 2008 vanuit de situatie dat hij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving ziek gemeld wegens toegenomen rug- en knieklachten, maagklachten en urologische klachten. Bij besluit van 2 september 2010 heeft het Uwv de aan appellant toegekende uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) per 6 september 2010 beëindigd op de grond dat appellant weer geschikt is voor zijn maatgevende werk. Bij besluit van 9 november 2010 (bestreden besluit) is het bezwaar tegen het besluit van 6 september 2010 ongegrond verklaard.
3. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen aanleiding het medisch onderzoek van het Uwv onzorgvuldig te achten en moet appellant in staat worden geacht ten minste één van de hem in het kader van de WAO-beoordeling voorgehouden functies te kunnen vervullen.
4. Appellant kan zich niet met de aangevallen uitspraak verenigen en heeft hetgeen hij reeds in bezwaar en beroep naar voren heeft gebracht gehandhaafd. Volgens hem resulteert het totaal van zijn klachten in dusdanige beperkingen dat hij niet arbeidsgeschikt kan worden geacht in de zin van de ZW.
5. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
5.1. Appellant heeft in hoger beroep in essentie dezelfde gronden aangevoerd als in beroep bij de rechtbank en heeft geen nieuwe medische informatie overgelegd. De rechtbank heeft deze beroepsgronden afdoende besproken en heeft overtuigend gemotiveerd waarom deze niet slagen. Er is geen reden om te twijfelen aan de juistheid van het standpunt van het Uwv over de beëindiging van ziekengeld. Het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen worden onderschreven.
5.2. Uit 5.1 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk als voorzitter en H.G. Rottier en M. Greebe als leden, in tegenwoordigheid van D.E.P.M. Bary als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 december 2012.
(getekend) G.A.J. van den Hurk
(getekend) D.E.P.M. Bary
JvC