ECLI:NL:CRVB:2012:BY6697

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12-567 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van ziekengeld op basis van arbeidsongeschiktheid en psychische klachten

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 december 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank ’s-Gravenhage. De appellant, A. te B., had hoger beroep ingesteld tegen de weigering van zijn ziekengeld door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De rechtbank had eerder geoordeeld dat de appellant niet ongeschikt was tot het verrichten van zijn werk, ondanks zijn psychische en lichamelijke klachten. De appellant had in hoger beroep dezelfde gronden aangevoerd als in de eerdere procedure, maar had geen nieuwe medische informatie overgelegd. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank de beroepsgronden van de appellant afdoende had besproken en overtuigend had gemotiveerd waarom deze niet slagen. De Raad concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van het standpunt van het Uwv over de weigering van ziekengeld. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

12/567 ZW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 14 december 2011, 11/5891 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 19 december 2012
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.M.M. Brouwer, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 november 2012. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Brouwer. Het Uwv is met kennisgeving niet verschenen.
OVERWEGINGEN
1. Met ingang van 31 maart 2003 is de uitkering van appellant op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) beëindigd, omdat hij per die datum minder dan 15% arbeidsongeschikt werd geacht.
2. Appellant heeft zich op 6 oktober 2010 vanuit de situatie dat hij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving ziek gemeld wegens psychische klachten naast zijn reeds bestaande lichamelijke klachten. De verzekeringsarts van het Uwv heeft na onderzoek van appellant de conclusie getrokken dat appellant per 6 oktober 2010, subsidiair per 15 april 2011, niet ongeschikt tot werken is. Bij besluit van 15 april 2011 is appellant ziekengeld geweigerd. Bij besluit van 9 juni 2011 (bestreden besluit) is het bezwaar tegen het besluit van 15 april 2011 ongegrond verklaard.
3. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen aanleiding het medisch onderzoek van het Uwv onzorgvuldig te achten en moet appellant in staat worden geacht ten minste één van de hem in het kader van de WAO-beoordeling voorgehouden functies te kunnen vervullen.
4. Appellant kan zich niet met de aangevallen uitspraak verenigen en heeft hetgeen hij reeds in bezwaar en beroep naar voren heeft gebracht gehandhaafd. Volgens hem was hij gelet op zijn psychische klachten in combinatie met de al aanwezige lichamelijke klachten niet in staat de in het kader van de WAO-beoordeling geduide functies te vervullen.
5. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
5.1. Appellant heeft in hoger beroep in essentie dezelfde gronden aangevoerd als in beroep bij de rechtbank en heeft geen nieuwe medische informatie overgelegd. De rechtbank heeft deze beroepsgronden afdoende besproken en heeft overtuigend gemotiveerd waarom deze niet slagen. Er is geen reden om te twijfelen aan de juistheid van het standpunt van het Uwv over de weigering van ziekengeld. Het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen worden onderschreven.
5.2. Uit 5.1 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk als voorzitter en H.G. Rottier en M. Greebe als leden, in tegenwoordigheid van D.E.P.M. Bary als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 december 2012.
(getekend) G.A.J. van den Hurk
(getekend D.E.P.M. Bary