ECLI:NL:CRVB:2012:BY6532
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van bijstand en de gevolgen voor appellant
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 december 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de terugvordering van bijstand aan appellant, die eerder bijstand had ontvangen op grond van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz). Het dagelijks bestuur van de ISD Noordoost had op 10 mei 2007 de bijstand van appellant met terugwerkende kracht ingetrokken, omdat hij zijn bedrijfsactiviteiten niet binnen de gestelde termijn van twaalf maanden had beëindigd. Appellant had hiertegen bezwaar aangetekend, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank Groningen bevestigde deze beslissing in een eerdere uitspraak op 17 november 2008, die door de Centrale Raad van Beroep op 8 februari 2011 werd bekrachtigd.
In het hoger beroep voerde appellant aan dat het intrekkingsbesluit onterecht was, omdat het dagelijks bestuur de aard van zijn bedrijfsactiviteiten na 27 september 2002 niet had betrokken. De rechtbank oordeelde echter dat deze beroepsgrond niet relevant was voor het hoger beroep, omdat de rechtmatigheid van het intrekkingsbesluit al in rechte vaststond. Appellant stelde verder dat de terugvordering onaanvaardbare sociale en financiële consequenties met zich meebracht, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet had aangetoond dat deze gevolgen onaanvaardbaar waren. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de negatieve financiële gevolgen inherent zijn aan het terugvorderingsbesluit.
De Centrale Raad van Beroep concludeerde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak werd openbaar gedaan op 18 december 2012.