ECLI:NL:CRVB:2012:BY5925
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op WIA-uitkering na ontslag en medische geschiktheid
In deze zaak heeft appellant, een voormalig elektromonteur, hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uwv om hem geen recht op een WIA-uitkering toe te kennen. Appellant meldde zich ziek in maart 2008 na een auto-ongeluk en werd op staande voet ontslagen door zijn werkgever in september 2008. Na een aanvraag voor een WIA-uitkering in november 2009, concludeerde het Uwv in juli 2010 dat appellant per 2 maart 2010 minder dan 35% arbeidsongeschikt was en dus geen recht had op de uitkering. Dit besluit werd na bezwaar gehandhaafd.
De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch bevestigd, die het beroep van appellant ongegrond verklaarde. De rechtbank oordeelde dat de medische grondslag van het bestreden besluit juist was en dat de rapporten van de verzekeringsartsen voldoende steun boden voor de conclusies over de arbeidsmogelijkheden van appellant. Appellant betoogde dat zijn beperkingen waren onderschat en voegde nieuwe medische stukken toe, maar de Raad oordeelde dat deze geen aanleiding gaven om aan de eerdere conclusies te twijfelen.
De Raad concludeerde dat appellant geschikt was voor zijn eigen werk en dat er geen noodzaak was om de geschiktheid voor andere functies te beoordelen. Het hoger beroep van appellant werd afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gedaan op 12 december 2012.