ECLI:NL:CRVB:2012:BY5279
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en de beoordeling van psychische klachten
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant, die sinds 15 september 2008 als buitendienst medewerker bij Assuriant werkte. Appellant meldde zich op 10 maart 2009 ziek vanwege hart- en psychische klachten. Na beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst op 1 december 2009, werd hem een ZW-uitkering toegekend. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beëindigde echter de uitkering per 19 juli 2010, omdat appellant weer geschikt werd geacht voor zijn werk. Appellant ging in hoger beroep tegen deze beslissing, waarbij hij betwistte dat hij op de datum in geding in staat was om te werken.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen grond was om het medisch onderzoek door de (bezwaar)verzekeringsartsen als onzorgvuldig of onvolledig aan te merken. De artsen hadden hun bevindingen inzichtelijk gerapporteerd en hun conclusies waren voldoende onderbouwd. De rechtbank had in haar eerdere uitspraak vastgesteld dat er bij appellant sprake was van een aanpassingsstoornis, maar dat er geen bewijs was dat hij op de relevante datum niet in staat was om zijn werkzaamheden te verrichten. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat de psychiater Artist, die appellant had behandeld, niet voldoende onderbouwde dat appellant op de datum in geding niet in staat was om sociale interacties aan te gaan of prestaties te leveren.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde. De Raad concludeerde dat de door appellant overgelegde stukken niet voldoende bewijs boden voor zijn standpunt over de omvang van zijn arbeid en dat de ZW-regelgeving van toepassing was, die bepaalde dat de beoordeling van ongeschiktheid tot arbeid niet afhankelijk was van de specifieke kenmerken van de laatstelijk verrichte arbeid. De uitspraak werd gedaan op 5 december 2012.