ECLI:NL:CRVB:2012:BY2668

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12-3771 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de ZW-uitkering op basis van voldoende medische en arbeidskundige grondslag

In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. M.P. de Witte, hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uwv om zijn ZW-uitkering per 11 januari 2012 te beëindigen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 7 november 2012 uitspraak gedaan. De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat er geen aanleiding was om het medisch onderzoek onzorgvuldig of onjuist te achten. Appellant had zich ziek gemeld op 17 november 2011, terwijl hij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving. Het Uwv concludeerde dat appellant weer geschikt was voor de hem geduide functies, wat leidde tot de beëindiging van de uitkering. Appellant voerde aan dat zijn lichamelijke en psychische klachten door het Uwv waren onderschat en dat hij niet in staat was de functies te vervullen. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellant in hoger beroep dezelfde gronden aanvoerde als in de eerdere procedure en geen nieuwe medische informatie had overgelegd. De rechtbank had de beroepsgronden afdoende besproken en overtuigend gemotiveerd waarom deze niet slaagden. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank en bevestigde de aangevallen uitspraak. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

12/3771 ZW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 13 juni 2012, 12/1407 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.]
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak 7 november 2012.
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.P. de Witte, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 oktober 2012. Appellant is met kennisgeving niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.J. Grasmeijer.
OVERWEGINGEN
1. Met ingang van 16 november 2009 is de uitkering van appellant op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%.
2. Appellant heeft zich op 17 november 2011 vanuit de situatie dat hij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving ziek gemeld wegens toegenomen klachten. Bij besluit van 11 januari 2012 heeft het Uwv de aan appellant toegekende uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) per 11 januari 2012 beëindigd op de grond dat appellant weer geschikt is voor de hem geduide functies. Bij besluit van 15 februari 2012 (bestreden besluit) is het bezwaar tegen het besluit van 11 januari 2012 ongegrond verklaard.
3. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen aanleiding het medisch onderzoek onzorgvuldig of onjuist te achten en moet appellant met ingang van 11 januari 2012 in staat worden geacht tenminste één van de in het kader van de WAO-beoordeling voorgehouden functies te vervullen.
4. Appellant kan zich niet met de aangevallen uitspraak verenigen en heeft hetgeen hij reeds in de bezwaar- en beroepsprocedure naar voren heeft gebracht gehandhaafd. Appellant heeft zich voor zijn nek- en schouderklachten inmiddels onder behandeling gesteld bij een chiropractor. De lichamelijke en psychische klachten zijn volgens hem door het Uwv onderschat en beletten hem de in het kader van de WAO geduide functies te vervullen.
5. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
5.1. Appellant heeft in hoger beroep in essentie dezelfde gronden aangevoerd als in beroep bij de rechtbank en heeft geen nieuwe medische informatie overgelegd. De rechtbank heeft deze beroepsgronden afdoende besproken en heeft overtuigend gemotiveerd waarom deze niet slagen. Er is geen reden om te twijfelen aan de juistheid van het standpunt van het Uwv over de beëindiging van de ZW-uitkering met ingang van 11 januari 2012. Het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen worden onderschreven.
5.2. Uit 5.1 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk als voorzitter en H.G. Rottier en B.M. van Dun als leden, in tegenwoordigheid van Z. Karekezi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 november 2012.
(getekend) G.A.J. van den Hurk
(getekend) Z. Karekezi
KR