ECLI:NL:CRVB:2012:BY2666
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de weigering van ziekengeld op basis van onvoldoende medische en arbeidskundige grondslag
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. M.P. de Witte, hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om ziekengeld te weigeren. De weigering was gebaseerd op de herziening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering van appellant, die per 16 november 2009 was vastgesteld op 25 tot 35%. Appellant was van mening dat de besluitvorming van het Uwv niet objectief was en dat zijn medische klachten onvoldoende waren meegenomen in de beoordeling. Tijdens de zitting op 10 oktober 2012 is appellant niet verschenen, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. J.J. Grasmeijer.
De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellant beoordeeld en geconcludeerd dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van de beslissing van het Uwv. De Raad oordeelde dat appellant geen nieuwe medische informatie had overgelegd die de eerdere besluiten zou kunnen onderbouwen. De rechtbank had eerder al geoordeeld dat het medisch onderzoek van het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat appellant in staat werd geacht om ten minste één van de functies die in het kader van de WAO-beoordeling aan hem waren voorgelegd, te vervullen.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien er geen aanleiding voor was. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 7 november 2012.