ECLI:NL:CRVB:2012:BY2663
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de herziening van WAO-uitkering en weigering van ziekengeld
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uwv om zijn ziekengeld te weigeren en zijn WAO-uitkering te herzien. De Centrale Raad van Beroep heeft op 7 november 2012 uitspraak gedaan. Appellant, die zich ziek had gemeld op 19 oktober 2009, ontving eerder een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Na een herbeoordeling door de verzekeringsarts van het Uwv op 17 juni 2010, werd geconcludeerd dat appellant niet ongeschikt was tot werken. Het Uwv weigerde vervolgens ziekengeld en herzag de WAO-uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%.
De rechtbank had eerder het beroep van appellant tegen de besluiten van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het onderzoek zorgvuldig was en voldoende onderbouwing had. Appellant voerde in hoger beroep dezelfde gronden aan als in de eerdere procedures, maar zonder nieuwe medische informatie. De Centrale Raad van Beroep onderschreef de overwegingen van de rechtbank en oordeelde dat er geen reden was om te twijfelen aan de standpunten van het Uwv.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met G.A.J. van den Hurk als voorzitter, en de leden H.G. Rottier en B.M. van Dun, in aanwezigheid van griffier Z. Karekezi. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 7 november 2012.