ECLI:NL:CRVB:2012:BY2045
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om kwijtschelding van schuld aan het Uwv op basis van de Werkloosheidswet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 oktober 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant had een schuld aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in verband met ten onrechte ontvangen uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Appellant had in maart 2010 verzocht om kwijtschelding van de restantschuld, maar het Uwv had dit verzoek afgewezen. De rechtbank had het beroep van appellant gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten, omdat appellant niet voldeed aan de voorwaarden voor kwijtschelding.
De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat appellant niet gedurende vijf jaar aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan en ook het achterstallige bedrag niet heeft betaald. De Raad heeft artikel 36 van de WW toegepast, waarin staat dat het Uwv kan besluiten van terugvordering af te zien als aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Appellant voldeed echter niet aan de voorwaarden, omdat hij momenteel inkomen uit arbeid heeft en zijn werkgever een bedrag op zijn salaris inhoudt ter aflossing van de schuld aan het Uwv. Ook was er geen sprake van een eenmalige aflossing van ten minste 50% van de restsom.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd, omdat het Uwv niet bevoegd was om kwijtschelding te verlenen. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 31 oktober 2012.