ECLI:NL:CRVB:2012:BY1788
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake vordering wegens meerinkomen en toepassing hardheidsclausule Wsf 2000
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 oktober 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Breda. De zaak betreft een vordering wegens meerinkomen die aan betrokkene was opgelegd door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De rechtbank had in haar eerdere uitspraak geoordeeld dat de Minister ten onrechte geen toepassing had gegeven aan de hardheidsclausule van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000), gezien de bijzondere omstandigheden van betrokkene, waaronder een zware operatie en een geringe overschrijding van de bijverdiengrens. De Minister ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de bijverdiengrens met € 16,51 was overschreden en dat de totale vordering € 485,47 bedroeg. De Raad oordeelde dat de omstandigheden die de rechtbank in aanmerking had genomen, niet voldoende waren om de hardheidsclausule toe te passen. De Raad benadrukte dat de wetgever de bijverdiengrens had vastgesteld en dat zelfs kleine overschrijdingen tot een vordering kunnen leiden. De gezondheidssituatie van betrokkene, hoe ernstig ook, was niet voldoende om af te wijken van de wettelijke bepalingen.
De Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van betrokkene tegen het besluit van 4 juli 2011 ongegrond. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met M.C. Bruning als voorzitter, en de leden J. Brand en I.M.J. Hilhorst-Hagen. De beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.