ECLI:NL:CRVB:2012:BY1425

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12-1371 WSF
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake afwijzing verzoek om verlegging van het peiljaar voor ouderbijdrage

In deze zaak heeft appellant, een zelfstandig makelaar/rentmeester, hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek om verlegging van het peiljaar voor de ouderbijdrage van zijn kinderen over 2010. Het verzoek was gericht op het verleggen van het peiljaar van 2008 naar 2010, omdat appellant een aanzienlijke inkomensdaling had ervaren. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank Leeuwarden, die het beroep ongegrond had verklaard. De rechtbank oordeelde dat de inkomensdaling van appellant als gevolg van economische ontwikkelingen tot de normale risico's van zelfstandig ondernemerschap behoort. Appellant voerde aan dat de daling van zijn inkomen het gevolg was van een buitengewone economische crisis, maar de Raad oordeelde dat deze omstandigheden niet uitzonderlijk genoeg waren om de inkomensschommeling als abnormaal te beschouwen. De Raad benadrukte dat de situatie van appellant niet wezenlijk verschilde van andere gevallen waarin inkomensschommelingen als normaal werden beschouwd. De uitspraak werd gedaan op 26 oktober 2012, na een zitting op 14 september 2012 waarbij appellant niet aanwezig was, maar de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap vertegenwoordigd was door mr. drs. E.H.A. van den Berg. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

12/1371 WSF
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 31 januari 2012, 10/782 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.] (appellant)
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Minister)
Datum uitspraak: 26 oktober 2012
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld en de Minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 september 2012. Appellant is niet verschenen. De Minister heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. drs. E.H.A. van den Berg.
OVERWEGINGEN
1.1. Appellant is werkzaam als zelfstandig makelaar/rentmeester. Ten behoeve van de ouderbijdrage voor zijn kinderen [D.] en [E.] over 2010 heeft hij een verzoek om verlegging van het peiljaar van 2008 naar 2010 gedaan.
1.2. Bij besluit van 24 juli 2010 is dit verzoek afgewezen.
1.3. Het door appellant tegen dit besluit gemaakte bezwaar is bij besluit van 15 oktober 2010 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Daarbij is overwogen dat de daling van zijn inkomen over 2010 behoort tot de normale risico’s van zijn beroep of van de manier waarop hij zijn inkomen verwerft.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard onder de overweging dat bij het zelfstandig ondernemerschap hoort dat het inkomen kan fluctueren als gevolg van economische ontwikkelingen. Het enkele feit dat de huidige economische recessie langer aanhoudt rechtvaardigt nog niet de conclusie dat sprake is van dermate buitengewone omstandigheden dat deze niet geacht kunnen worden tot het normale ondernemersrisico te behoren. Daaraan doet niet af dat de overheid bijzondere maatregelen treft om de onroerend goed markt en de daarmee nauw verbonden bouwsector te stimuleren.
3. Appellant heeft hiertegen aangevoerd dat sprake is van een exorbitante inkomensdaling die veroorzaakt is door een buitengewone economische crisis in Europa en in Nederland en dat het de eerste maal is dat sprake is van zo’n allesomvattende crisis in Europa. De omstandigheden op de woningmarkt zijn buitengewoon en zeldzaam.
4.1. De Raad overweegt als volgt.
4.2. Hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd is in grote lijnen een herhaling van hetgeen hij in bezwaar en beroep naar voren heeft gebracht. De rechtbank heeft die gronden uitvoerig en goed gemotiveerd besproken en met juistheid geoordeeld dat zij niet slagen. In zijn uitspraak van 13 juli 2012 (LJN BX1609) heeft de Raad overwogen dat het feit dat de daling in het geval van betrokkene vrijwel volledig is veroorzaakt, zoals betrokkene heeft gesteld, dan wel dat deze (in zekere mate) verband houdt met de economische crisis - ook al komt die in de omvang als waarvan thans sprake is niet veelvuldig voor - niet maakt dat de inkomensschommeling bij betrokkene niet normaal te achten is. De situatie van appellant verschilt niet wezenlijk van de situatie van betrokkene in dat geval.
5.1. Het hoger beroep slaagt niet.
5.2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.C. Bruning als voorzitter en J. Brand en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden, in tegenwoordigheid van D.E.P.M. Bary als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 oktober 2012.
(getekend) M.C. Bruning
(getekend) D.E.P.M. Bary