Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 29 november 2011, 11-2896 (aangevallen uitspraak)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (appellant)
Datum uitspraak: 24 oktober 2012
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Betrokkene heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 september 2012. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. drs. F.A. Steeman. Betrokkene is verschenen.
Het onderzoek is geschorst en appellant heeft bij brief van 19 september 2012 een vraag van de Raad beantwoord.
De Raad heeft met toestemming van partijen een nadere zitting achterwege gelaten en het onderzoek gesloten.
1.1. Betrokkene heeft appellant gevraagd terug te komen van zijn besluiten van 29 januari 2009 en 23 februari 2009 over herziening en terugvordering van uitkering op grond van de Werkloosheidswet onderscheidenlijk het opleggen van een boete. Bij besluit van 8 november 2010 heeft appellant dit verzoek afgewezen.
1.2. Betrokkene heeft bij brief van 19 december 2010 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 8 november 2010. De enveloppe waarin het bezwaarschrift zich heeft bevonden, vermeldt als poststempel 23 XII 10.
1.3. Betrokkene heeft op 22 december 2010 ook digitaal bezwaar gemaakt tegen dat besluit. Op het digitale formulier heeft betrokkene op de vraag waarom zij het bezwaar te laat heeft ingediend geantwoord: “Ik maak bezwaar omdat ik niet eerder in staat was te reageren”.
1.4. Bij besluit van 21 april 2011(bestreden besluit) heeft appellant het tegen het besluit van 8 november 2010 gemaakte bezwaar wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard.
2. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Ter zitting van de rechtbank hebben betrokkene en een getuige verklaringen afgelegd. Op grond van de verklaringen van betrokkene en van de getuige heeft de rechtbank aannemelijk geacht dat de ter post bezorging van het bezwaarschrift op zondag 19 december 2010 heeft plaatsgevonden. Daarvan uitgaande is het voor het einde van de termijn ter post bezorgde en binnen een week na afloop van de termijn door appellant ontvangen bezwaarschrift volgens de rechtbank tijdig ingediend. De rechtbank heeft daarom het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd.
3.1. Appellant heeft in hoger beroep betoogd dat voor de datum van het bezwaar uitgegaan moet worden van het datumstempel van TNT Post op de enveloppe waarin het bezwaarschrift zich heeft bevonden. Uitgaande van die datum, 23 december 2010, als datum van ter post bezorging is het bezwaarschrift volgens het Uwv te laat ingediend.
3.2. Betrokkene heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Uitgaande van het besluit van 8 november 2010 was 20 december 2010 de uiterste dag waarop betrokkene bezwaar kon maken. De rechtbank heeft terecht bij haar beoordeling tot uitgangspunt genomen dat in beginsel moet worden uitgegaan van het datumstempel van TNT Post als het tijdstip van ter post bezorging van het bezwaarschrift en dat het aan betrokkene is om aannemelijk te maken dat zij het bezwaarschrift op een eerdere datum ter post heeft bezorgd.
4.2. Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, heeft betrokkene niet aannemelijk gemaakt dat zij het bezwaarschrift voor het einde van de bezwaartermijn in een brievenbus van TNT Post heeft gedeponeerd. Haar verklaring dat zij dat op zondag 19 december 2010 heeft gedaan is niet in overeenstemming met haar in overweging 1.3 geciteerde antwoord op de vraag naar de reden van overschrijding van de termijn op het formulier dat zij op 22 december 2010 digitaal aan appellant heeft gezonden. Het had voor de hand gelegen dat zij, wanneer het bezwaarschrift op 19 december 2010 in de brievenbus was gedeponeerd, daarop had gereageerd met de mededeling dat zij het bezwaarschrift die dag al ter post had bezorgd. Aan de verklaring van de ter zitting van de rechtbank gehoorde getuige kan niet de betekenis worden toegekend die betrokkene daaraan toegekend wenst te zien. Die getuige is weliswaar betrokken geweest bij het opstellen van het bezwaarschrift, maar heeft niet uit eigen waarneming kunnen verklaren op welke dag het bezwaarschrift in de brievenbus van TNT Post is gedeponeerd.
4.3. Uit 1.2, 4.1 en 4.2 volgt dat het bezwaarschrift niet tijdig is ingediend. Van omstandigheden op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat betrokkene in verzuim is geweest, is geen sprake.
4.4. Het hoger beroep slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden vernietigd en het beroep zal ongegrond worden verklaard.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk als voorzitter en H.G. Rottier en B.M. van Dun als leden, in tegenwoordigheid van H.J. Dekker als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 oktober 2012.
(getekend) G.A.J. van den Hurk