ECLI:NL:CRVB:2012:BY0951

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-4295 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewet-uitkering na 104 weken ziekteverzuim

In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant, die sinds 16 juni 2008 als magazijnmedewerker werkzaam was. Appellant viel op 29 juli 2008 uit wegens diverse lichamelijke klachten. Na een periode van ziekte werd hem op 12 juli 2010 door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) meegedeeld dat zijn ZW-uitkering per 27 juli 2010 zou worden beëindigd, omdat hij de maximale uitkeringsduur van 104 weken had bereikt. Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde zijn bezwaar ongegrond op 25 oktober 2010.

De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond. Appellant was van mening dat het Uwv onvoldoende had gedaan om hem te re-integreren in het arbeidsproces en dat zijn uitkering ten onrechte was beëindigd. In hoger beroep handhaafde appellant zijn standpunt, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld. De Raad bevestigde dat volgens artikel 29, vijfde lid, van de ZW geen ziekengeld wordt uitgekeerd na 104 weken ongeschiktheid tot werken, te rekenen vanaf de eerste dag van de ongeschiktheid.

De Raad kwam tot de conclusie dat het Uwv op goede gronden de ZW-uitkering van appellant per 27 juli 2010 had beëindigd. Het hoger beroep van appellant werd verworpen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met C.P.J. Goorden als voorzitter en J.J.T. van den Corput en A.I. van der Kris als leden, in aanwezigheid van griffier D. Heeremans.

Uitspraak

11/4295 ZW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 7 juni 2011, 10/5890 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 17 oktober 2012
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. dr. G.P. Dayala, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, gevoegd met de zaak met reg.nr. 11/5402 WIA, plaatsgevonden op 5 september 2012. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. drs. F.A. Steeman. Na de zitting is de afdoening van de zaken gesplitst.
OVERWEGINGEN
1.1. Appellant was sinds 16 juni 2008 werkzaam als magazijnmedewerker. Voor deze werkzaamheden is hij op 29 juli 2008 uitgevallen wegens diverse lichamelijke klachten. Met ingang van 16 december 2008 is het dienstverband van appellant van rechtswege geëindigd en is aan hem een uitkering ingevolge de Ziektewet (ZW) toegekend.
1.2. Bij besluit van 12 juli 2010 heeft het Uwv aan appellant meegedeeld dat zijn ZW-uitkering met ingang van 27 juli 2010 wordt beëindigd omdat geen ziekengeld wordt uitgekeerd na 104 weken ziekteverzuim. Appellant heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
1.3. Bij besluit van 25 oktober 2010 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 12 juli 2010 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat in artikel 29, vijfde lid, van de ZW is bepaald dat geen ziekengeld wordt uitgekeerd nadat een tijdvak van 104 weken van ongeschiktheid tot werken is verstreken vanaf de eerste dag van ongeschiktheid tot werken.
3. In hoger beroep heeft appellant zijn standpunt gehandhaafd dat het Uwv zich onvoldoende heeft ingezet om hem te laten re-integreren in het arbeidsproces. Zijn ZW-uitkering is dan ook ten onrechte beëindigd. De periode van de ZW-uitkering moet volgens appellant verlengd worden nu het Uwv niet aan zijn re-integratieverplichting heeft voldaan.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De Raad verenigt zich met het oordeel van de rechtbank en onderschrijft de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen. In artikel 29, vijfde lid, van de ZW is bepaald dat geen ziekengeld wordt uitgekeerd nadat een tijdvak van 104 weken van ongeschiktheid tot werken is verstreken, te rekenen vanaf de eerste dag van de ongeschiktheid tot werken. Appellant heeft niet betwist dat op 27 juli 2010 de maximale uitkeringsduur voor de ZW-uitkering is verstreken. Gelet op het dwingende karakter van artikel 29, vijfde lid, van de ZW moest het Uwv de uitkering op voormelde datum beëindigen. Anders dan de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen kent de ZW geen mogelijkheid om over te gaan tot verlenging van de maximale periode waarover het recht op uitkering bestaat.
4.2. Hetgeen onder 4.1 is overwogen leidt tot de conclusie dat het Uwv op goede gronden de ZW-uitkering van appellant per 27 juli 2010 heeft beëindigd. Het hoger beroep van appellant slaagt niet en de aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door C.P.J. Goorden als voorzitter en J.J.T. van den Corput en A.I. van der Kris als leden, in tegenwoordigheid van D. Heeremans als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2012.
(getekend) C.P.J. Goorden
(getekend) D. Heeremans