ECLI:NL:CRVB:2012:BY0951
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van Ziektewet-uitkering na 104 weken ziekteverzuim
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant, die sinds 16 juni 2008 als magazijnmedewerker werkzaam was. Appellant viel op 29 juli 2008 uit wegens diverse lichamelijke klachten. Na een periode van ziekte werd hem op 12 juli 2010 door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) meegedeeld dat zijn ZW-uitkering per 27 juli 2010 zou worden beëindigd, omdat hij de maximale uitkeringsduur van 104 weken had bereikt. Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde zijn bezwaar ongegrond op 25 oktober 2010.
De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond. Appellant was van mening dat het Uwv onvoldoende had gedaan om hem te re-integreren in het arbeidsproces en dat zijn uitkering ten onrechte was beëindigd. In hoger beroep handhaafde appellant zijn standpunt, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld. De Raad bevestigde dat volgens artikel 29, vijfde lid, van de ZW geen ziekengeld wordt uitgekeerd na 104 weken ongeschiktheid tot werken, te rekenen vanaf de eerste dag van de ongeschiktheid.
De Raad kwam tot de conclusie dat het Uwv op goede gronden de ZW-uitkering van appellant per 27 juli 2010 had beëindigd. Het hoger beroep van appellant werd verworpen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met C.P.J. Goorden als voorzitter en J.J.T. van den Corput en A.I. van der Kris als leden, in aanwezigheid van griffier D. Heeremans.