ECLI:NL:CRVB:2012:BY0601
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ziekengeld na beoordeling geschiktheid tot arbeid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 oktober 2012 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die zich had ziek gemeld vanwege rugklachten. Appellant, die bijna 30 jaar als chef-onderhoudsmonteur bij een pluimveeslachterij had gewerkt, was na het faillissement van zijn werkgever in 2003 een WW-uitkering gaan ontvangen. In 2008 meldde hij zich ziek, maar bleef hij zijn werkzaamheden voor 24 uur per week bij een andere werkgever verrichten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) besloot op 3 april 2009 dat appellant met ingang van 6 april 2009 geen ziekengeld meer zou ontvangen, omdat hij niet meer ongeschikt werd geacht voor zijn arbeid. Dit besluit werd door het Uwv in een later stadium bevestigd, maar appellant ging hiertegen in beroep.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond, omdat er geen aanwijzingen waren dat het onderzoek door de verzekeringsartsen onjuist of onzorgvuldig was. Appellant herhaalde in hoger beroep zijn standpunt dat hij door zijn rugklachten en vermoeidheid niet in staat was om meer dan 24 uur per week te werken. De Raad oordeelde dat de verzekeringsartsen hun bevindingen op verantwoorde wijze hadden gerapporteerd en dat er geen nieuwe medische informatie was overgelegd die de geschiktheid van appellant voor arbeid op en na 6 april 2009 zou kunnen betwisten.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv terecht had besloten dat appellant geschikt was voor zijn arbeid. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 10 oktober 2012.