ECLI:NL:CRVB:2012:BY0473

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-3066 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewet-uitkering na medisch onderzoek en bezwaar

In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van appellant, die zich op 8 februari 2010 ziek meldde vanwege rugklachten. Appellant was werkzaam als orderpicker/reachtruckchauffeur en ontving op dat moment een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Na twee bezoeken aan de verzekeringsarts en het opvragen van informatie bij de huisarts, werd appellant per 28 juli 2010 hersteld verklaard. Het Uwv beëindigde de uitkering per dezelfde datum. Appellant ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. In hoger beroep handhaafde appellant zijn standpunt dat hij op medische gronden niet in staat was om te werken. Hij verwees naar informatie van orthopedisch chirurg C.M. van den Broek, die mogelijk enige discopathie lumbaal had vastgesteld. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen voldoende zorgvuldig was uitgevoerd en dat de bezwaarverzekeringsarts voldoende gemotiveerd had waarom de informatie van de orthopedisch chirurg geen aanleiding gaf om het eerdere standpunt te wijzigen. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank en bevestigde de aangevallen uitspraak. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

11/3066 ZW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 22 april 2011, 10/4510 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B. ]
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak 10 oktober 2012.
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. D.P.F. Arens, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 augustus 2012.
Appellant is, met bericht, niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.A. Vermeijden.
OVERWEGINGEN
1.1. Appellant, laatstelijk werkzaam als orderpicker/reachtruckchauffeur, heeft zich op 8 februari 2010, vanuit de situatie dat hij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving, ziek gemeld wegens rugklachten. Appellant is in dat verband twee maal gezien op het spreekuur van de verzekeringsarts. Na het spreekuur van 27 mei 2010 heeft de verzekeringsarts informatie opgevraagd bij de huisarts van appellant. Op grond van zijn eigen bevindingen en de informatie van de huisarts van 9 juli 2010 heeft de verzekeringsarts appellant per 28 juli 2010 hersteld verklaard. Bij besluit van 23 juli 2010 heeft het Uwv de uitkering van appellant op grond van de Ziektewet (ZW) beëindigd per 28 juli 2010.
1.2. Bij besluit van 6 september 2010 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 23 juli 2010 ongegrond verklaard. Het Uwv heeft het bestreden besluit doen berusten op de rapportage van bezwaarverzekeringsarts L.T.M. Lenders van 3 september 2010.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank zijn uit de onderzoeken van de verzekeringsartsen voldoende gegevens naar voren gekomen om tot een afgewogen oordeel omtrent de voor appellant geldende beperkingen te kunnen komen. De rechtbank ziet geen aanleiding het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen onzorgvuldig te achten. Met betrekking tot de in beroep overgelegde medische informatie van orthopedisch chirurg C.M. van den Broek verwijst de rechtbank naar de reactie van de bezwaarverzekeringsarts van 24 november 2010.
3. In hoger beroep heeft appellant zijn standpunt gehandhaafd dat hij op medische gronden niet in staat is zijn arbeid te verrichten. Hij benadrukt dat hij zijn huisarts nog steeds maandelijks bezoekt en dat hij nog altijd medicatie krijgt voorgeschreven. Appellant verwijst wederom naar de in beroep overgelegde informatie van orthopedisch chirurg Van den Broek die heeft vastgesteld dat er mogelijk enig discopathie lumbaal is. Daarnaast heeft hij een specialist bezocht vanwege zijn knieklachten.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Ingevolge artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW heeft de verzekerde bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid, als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken, recht op ziekengeld.
4.2. Hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd vormt in essentie een herhaling van hetgeen hij in beroep naar voren heeft gebracht. Naar het oordeel van de Raad heeft de rechtbank de beroepsgronden van appellant uitvoerig besproken en genoegzaam gemotiveerd waarom deze niet slagen. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en de overwegingen die daaraan ten grondslag hebben gelegen.
4.3. Het ten aanzien van appellant verrichte medisch onderzoek is voldoende zorgvuldig geweest. De bezwaarverzekeringsarts heeft dossierstudie verricht, de hoorzitting bijgewoond en appellant aansluitend op het spreekuur van 3 september 2010 onderzocht. Bij de beoordeling heeft de bezwaarverzekeringsarts de informatie van de huisarts van 9 juli 2010 meegewogen. De bezwaarverzekeringsarts heeft bij onderzoek geen aanwijzing gevonden voor een ernstig pathologie als verklaring voor de klachten en er is niet gebleken dat bij appellant sprake was van een belemmerende psychopathologie.
4.4. Ook de in beroep overgelegde informatie van orthopedisch chirurg Van den Broek van 4 oktober 2010 werpt geen ander licht op de zaak. Het röntgenonderzoek LWK liet geen afwijkingen zien. Volgens de orthopedisch chirurg is sprake van enige discrepantie tussen de pijnklachten en het klinisch onderzoek. Mogelijk enige discopathie lumbaal. Er bestaat geen aanleiding te twijfelen aan de reactie van de bezwaarverzekeringsarts, zoals neergelegd in diens rapportage van 24 november 2010. De bezwaarverzekeringsarts heeft gemotiveerd aangegeven waarom de informatie van de orthopedisch chirurg hem geen aanleiding geeft tot wijzing van het eerder ingenomen standpunt.
4.5. Uit hetgeen onder 4.1 tot en met 4.4 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door C.P.J. Goorden als voorzitter en J.J.T. van den Corput en A.I. van der Kris als leden, in tegenwoordigheid van E. Heemsbergen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 oktober 2012.
(getekend) C.P.J. Goorden
(getekend) E. Heemsbergen
IvR