ECLI:NL:CRVB:2012:BY0331
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens schending inlichtingenverplichting en verzwegen bankrekening
In deze zaak heeft appellante, A. te B., hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Maastricht, die haar bijstandsuitkering op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) heeft ingetrokken. De intrekking vond plaats na signalen van het Inlichtingenbureau over een verzwegen bankrekening bij de ING, waarover appellante beschikte. Het college verzocht appellante herhaaldelijk om bankafschriften, maar zij reageerde hier niet op. Uiteindelijk heeft het college de bijstand ingetrokken en de gemaakte kosten teruggevorderd, omdat appellante haar inlichtingenverplichting had geschonden.
Tijdens de zitting op 4 september 2012 heeft appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. P.J.M. Bongaarts, aangevoerd dat de tegoeden op de bankrekening toebehoorden aan haar tante in Kongo. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat de rekening niet haar eigendom was. De Raad heeft vastgesteld dat appellante feitelijk gebruik heeft gemaakt van de rekening en dat zij in de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2006 over een vermogen beschikte dat de voor haar geldende vermogensgrens overschreed.
De Centrale Raad van Beroep heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank Maastricht bevestigd en het hoger beroep ongegrond verklaard. De Raad concludeert dat het aan appellante was om aan te tonen dat het vermogen op de rekening niet van haar was, wat zij niet heeft kunnen doen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en openbaar uitgesproken op 16 oktober 2012.