ECLI:NL:CRVB:2012:BY0328
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijstandsverlening en ingangsdatum bijstandsuitkering
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. E.R.H. Swane, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had eerder het beroep van appellante tegen de afwijzing van haar aanvraag om bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) ongegrond verklaard. Appellante had op 21 mei 2010 een aanvraag ingediend voor bijstand, welke door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam bij besluit van 5 juli 2010 was afgewezen. Na bezwaar had het college op 24 september 2010 de aanvraag alsnog goedgekeurd, maar met een ingangsdatum van 21 mei 2010, terwijl appellante stelde dat de ingangsdatum 7 maart 2010 had moeten zijn, gebaseerd op een mondelinge toezegging van een medewerker van de Dienst Werk en Inkomen (DWI) tijdens het intakegesprek.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 16 oktober 2012 geoordeeld dat appellante haar stelling dat er een toezegging was gedaan, niet heeft kunnen onderbouwen. De Raad oordeelde dat er geen sprake was van een schending van het vertrouwensbeginsel of het rechtszekerheidsbeginsel, en dat er geen grond was voor bijstandsverlening met terugwerkende kracht. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de mondelinge toezegging niet was aangetoond en dat de uitspraak van de rechtbank adequaat was gemotiveerd. De Centrale Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.