ECLI:NL:CRVB:2012:BX9666

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-1256 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van bijstand en oplegging van boete wegens niet gemelde inkomsten uit hennepkwekerij

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 oktober 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Groningen. De appellant, A. te B., had een hennepkwekerij en ontving hieruit inkomsten, maar heeft deze inkomsten niet gemeld bij het college van burgemeester en wethouders van De Marne. Hierdoor is hem ten onrechte te veel bijstand verstrekt. Het college heeft daarop besloten om de te veel verstrekte bijstand terug te vorderen en een boete op te leggen. De appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college heeft dit bezwaar ongegrond verklaard.

Tijdens de zitting op 21 augustus 2012 was de appellant vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. F. Bakker, terwijl het college niet aanwezig was. De rechtbank heeft in haar eerdere uitspraak het beroep van de appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte geen consequenties heeft verbonden aan de afwezigheid van het college en dat de terugvordering en boete te hoog zijn vastgesteld.

De Raad heeft overwogen dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de zaak inhoudelijk kon worden behandeld ondanks de afwezigheid van het college. Ook heeft de Raad geoordeeld dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat de opstartkosten van de hennepkwekerij zijn gemaakt, en dat de hoogte van de opgelegde boete in overeenstemming is met de geldende regelgeving. De Raad heeft het hoger beroep van de appellant afgewezen en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd.

Uitspraak

10/1256 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 11 januari 2010, 09/864 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.]
het college van burgemeester en wethouders van De Marne (college)
Datum uitspraak 2 oktober 2012.
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. F. Bakker, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend en desgevraagd bij brief van 24 juli 2012 zijn standpunt nader toegelicht.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 augustus 2012. Voor appellant is
mr. Bakker verschenen. Het college is, met bericht, niet verschenen.
OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Bij besluiten van respectievelijk 24 april 2007 en 27 februari 2008 heeft het college aan appellant voor de perioden van 29 januari 2007 tot 29 januari 2008 en 29 januari 2008 tot 29 juli 2008 ingevolge het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004) bijstand toegekend naar de norm voor een alleenstaande ouder met een toeslag van 20%. In deze besluiten is, onder verwijzing naar artikel 17 van de Wet werk en bijstand (WWB), onder meer de verplichting opgenomen dat appellant wijzigingen in zijn financiële situatie doorgeeft.
1.2. Bij besluit van 31 oktober 2008 heeft het college over de periode van 5 december 2007 tot en met 19 maart 2008 een bedrag van € 3.064,88 aan verstrekte bijstand van appellant teruggevorderd en aan appellant een boete opgelegd van € 308,--. Aan dit besluit ligt ten grondslag dat appellant gedurende genoemde periode een hennepkwekerij heeft gehad en hieruit inkomsten heeft ontvangen en dat hij hiervan ten onrechte geen mededeling aan het college heeft gedaan waardoor aan hem te veel bijstand is verstrekt. Volgens het college bestaan geen dringende redenen om van terugvordering en oplegging van een boete af te zien.
1.3. Bij besluit van 28 juli 2009 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 31 oktober 2008 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Appellant heeft aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte geen consequenties, bijvoorbeeld in de vorm van een proceskostenveroordeling, heeft verbonden aan het feit dat het college niet is verschenen ter zitting van de rechtbank, terwijl de rechtbank het college wel had opgeroepen. Deze beroepsgrond slaagt niet. Uit het proces-verbaal van de zitting van de rechtbank blijkt dat mr. Bakker desgevraagd heeft meegedeeld dat de zaak ondanks de afwezigheid van het college inhoudelijk kan worden behandeld, dat het dossier compleet is, dat de zaak duidelijk is en dat een knoop moet worden doorgehakt. Voorts heeft het college in het verweerschrift meegedeeld dat de vertegenwoordiger van het college niet op zitting is verschenen, omdat deze als gevolg van wegwerkzaamheden aanzienlijke vertraging had opgelopen en dat de vertegenwoordiger, nog voor aanvang van de zitting, hierover meerdere keren telefonisch contact heeft opgenomen met de rechtbank. Onder deze omstandigheden bestaat geen grond voor het oordeel dat de rechtbank consequenties had moeten verbinden aan het niet verschijnen van het college ter zitting.
4.2. Appellant heeft voorts aangevoerd dat het terugvorderings- en het boetebedrag te hoog zijn vastgesteld, omdat ten onrechte geen rekening is gehouden met de opstartkosten van de hennepkwekerij ter hoogte van € 2.500,--. Deze beroepsgrond slaagt evenmin, reeds omdat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat deze kosten zijn gemaakt. Uit de door appellant overgelegde bankafschriften blijkt slechts dat Wehkamp Finance B.V. aan hem in november en december 2007 en februari 2008 bedragen heeft overgemaakt van in totaal € 2.500,--, niet dat deze bedragen zijn gebruikt om de gestelde opstartkosten te betalen. Ten aanzien van de hoogte van het boetebedrag overweegt de Raad, in verband met de brief van het college van 24 juli 2012 en artikel 15, eerste lid, derde volzin, van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, nog dat de Maatregelverordening WWB van de gemeente De Marne niet voorziet in een lichtere sanctie dan de sanctie die is opgelegd op grond van artikel 2 van het Boetebesluit socialezekerheidswetten.
4.3. Uit 4.1 en 4.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.J.A. Kooijman als voorzitter en E.J.M. Heijs en M.F. Wagner als leden, in tegenwoordigheid van J. de Jong als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 oktober 2012.
(getekend) J.J.A. Kooijman
(getekend) J. de Jong
HD