ECLI:NL:CRVB:2012:BX9506
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en geschiktheid voor arbeid als horecamedewerker
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant, die als horecamedewerker werkzaam was. Appellant meldde zich op 2 november 2009 ziek vanwege een toename van epileptische aanvallen en ontving vanaf 1 februari 2010 een ZW-uitkering. Na een onderzoek door een verzekeringsarts op 3 maart 2010 werd appellant geschikt geacht voor zijn werkzaamheden, waarna zijn uitkering per 4 maart 2010 werd beëindigd. Appellant ging in hoger beroep tegen deze beslissing.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het medische onderzoek dat aan de beëindiging van de uitkering ten grondslag lag, zorgvuldig is uitgevoerd. De bezwaarverzekeringsarts had voldoende informatie van de behandelend sector en de eigen onderzoeksbevindingen om te concluderen dat appellant met zijn beperkingen in staat was om zijn werkzaamheden als horecamedewerker te hervatten. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de verzekeringsartsen voldoende op de hoogte waren van appellants gezondheidstoestand en dat er geen aanleiding was om de medische grondslag van de beslissing te herzien.
Appellant betwist in hoger beroep de juistheid van de eerdere uitspraak en wijst op zijn angst voor epileptische aanvallen en psychische beperkingen. Hij verwijst naar een nieuwe CIZ-indicatie voor individuele begeleiding. De Raad concludeert echter dat deze nieuwe indicatie geen relevantie heeft voor de beoordeling van de ZW-uitkering op de datum in geding, en dat er geen nieuwe medische gegevens zijn ingediend die de eerdere conclusies kunnen weerleggen. De Raad bevestigt daarom de uitspraak van de rechtbank en de beëindiging van de ZW-uitkering.