ECLI:NL:CRVB:2012:BX9077

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/5108 ZW + 10/5109 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de ZW-uitkering en geschiktheid voor arbeid

In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant, die per 25 januari 2008 ziek was gemeld. Het Uwv heeft op 20 maart 2008 een ZW-uitkering toegekend, maar deze per 1 februari 2008 beëindigd op basis van de rapportage van de verzekeringsarts van 4 juli 2008, die concludeerde dat appellant geschikt was voor zijn werk als postsorteerder. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar zijn beroep werd niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. Later trok het Uwv dit besluit in, maar verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank Amsterdam heeft in de aangevallen uitspraak geoordeeld dat het Uwv een besluit heeft genomen in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat het beroep tegen dit besluit ongegrond was. Appellant ging in hoger beroep, waarbij hij de juistheid van de rechtbankuitspraak betwistte. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de enige resterende vraag was of appellant per 1 februari 2008 geschikt was voor zijn arbeid. De Raad oordeelde dat de rapportage van de verzekeringsarts voldoende basis bood voor de conclusie dat appellant geschikt was voor zijn werk. Appellant heeft geen medische informatie overgelegd die zijn stelling ondersteunt. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en wees de verzoeken om proceskosten af.

Uitspraak

10/5108 ZW, 10/5109 ZW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 3 augustus 2010, 08/3217 en 09/5046 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.]
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak 3 oktober 2012.
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. W.H. Boomstra, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en nadere stukken overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 september 2012. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Boomstra. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. drs. F.A. Steeman.
OVERWEGINGEN
1.1. Gelet op hetgeen thans tussen partijen nog in geschil is, wordt voor een volledig overzicht van de feiten en omstandigheden verwezen naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat hier met vermelding van het volgende.
1.2. Appellant, laatstelijk werkzaam als postsorteerder bij TNT post via uitzendbureau Tempo Team, is per 25 januari 2008 ziek gemeld. Bij besluit van 20 maart 2008 heeft het Uwv aan appellant per 25 januari 2008 een uitkering ingevolge de Ziektewet (ZW) toegekend. Omdat appellant per 1 februari 2008 hersteld is, heeft het Uwv per die datum de ZW-uitkering beëindigd. Het door appellant tegen het besluit van 20 maart 2008 gemaakte bezwaar is bij besluit van 8 juli 2008 (bestreden besluit I) wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard. Appellant heeft tegen laatstgenoemd besluit beroep ingesteld. Bij besluit van 2 april 2009 (bestreden besluit II) heeft het Uwv bestreden besluit I ingetrokken en het bezwaar van appellant tegen het besluit van 20 maart 2008 ongegrond verklaard. Aan bestreden besluit II ligt een rapport van verzekeringsarts N. Postuma-Langendonk van
4 juli 2008 ten grondslag.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank - onder meer - vastgesteld dat het Uwv met bestreden besluit II een besluit heeft genomen in de zin van artikel 6:18 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat dit besluit niet geheel tegemoet komt aan het beroep. Het beroep wordt dan ook, gelet op artikel 6:19, eerste lid, van de Awb, geacht mede te zijn gericht tegen bestreden besluit II. De rechtbank heeft het beroep, voor zover gericht tegen bestreden besluit I vanwege het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk verklaard en heeft het beroep tegen bestreden besluit II ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep betwist appellant de juistheid van het oordeel van de rechtbank voor zover betrekking hebbend op bestreden besluit II. In verweer heeft het Uwv verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.
4. De Raad oordeelt als volgt.
4.1. Gelet op hetgeen ter zitting is verklaard, worden partijen thans enkel nog verdeeld gehouden met betrekking tot het antwoord op de vraag of appellant per 1 februari 2008 geschikt was voor zijn arbeid. De Raad zal zijn oordeel dan ook tot dit punt beperken.
4.2. Ingevolge artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW heeft de verzekerde bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid, als rechtsreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken recht op ziekengeld. Onder ‘zijn arbeid’ dient te worden verstaan de laatstelijk voor de ziekmelding feitelijk verrichte arbeid.
4.3. Allereerst wordt vastgesteld dat door het Uwv met juistheid het werk als postsorteerder, zijnde het laatstelijk voor de ziekmelding feitelijk verrichte werk, is aangemerkt als de maatgevende arbeid.
4.4. De rapportage van de verzekeringsarts van 4 juli 2008 vormt een voldoende basis voor het standpunt dat appellant per 1 februari 2008 geschikt is te achten voor zijn werk. De verzekeringsarts heeft appellant daartoe onderzocht op 21 mei 2008 en het medisch dossier bestudeerd. Zij heeft haar bevindingen op verantwoorde en inzichtelijke wijze neergelegd in haar rapport. Appellant heeft in hoger beroep geen medische informatie overgelegd die zijn stelling ondersteunt dat hij per 1 februari 2008 niet in staat kan worden geacht om zijn werk te verrichten. De in bezwaar door appellant overgelegde verklaringen van de psychiater dr. W.H. Lianarons van 6 en 11 februari 2008 bevatten geen onderzoeksbevindingen en ook overigens geen onderbouwing. De Raad hecht daaraan dan ook niet de waarde die appellant er aan toegekend wil zien.
5. Uit hetgeen in 4.1 tot en met 4.4 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, voor bevestiging in aanmerking komt.
6. Voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door C.P.J. Goorden als voorzitter en J.J.T. van den Corput en A.I. van der Kris als leden, in tegenwoordigheid van D. Heeremans als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 oktober 2012.
(getekend) C.P.J. Goorden
(getekend) D. Heeremans
TM