ECLI:NL:CRVB:2012:BX6547
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure na vernietiging besluit Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 september 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch. Appellante, die in dienst was bij een werkgever, had een beëindigingsovereenkomst gesloten en vroeg een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) aan. Het Uwv ontzegde haar deze uitkering, wat leidde tot een procedure bij de rechtbank. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit van het Uwv, maar weigerde een proceskostenveroordeling ten laste van het Uwv. De rechtbank oordeelde dat appellante het formulier voor stimuleringpremie te laat had ingediend, waardoor het Uwv hier geen rekening mee kon houden.
In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd. De Raad oordeelde dat de rechtbank ten onrechte geen proceskostenveroordeling had uitgesproken. Volgens de Raad geldt in de bestuursrechtspraak als algemeen uitgangspunt dat een proceskostenveroordeling volgt op een vernietiging van een besluit. De Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank niet had mogen afzien van een proceskostenveroordeling, aangezien het Uwv verantwoordelijk was voor de onrechtmatige beslissing die appellante schade had berokkend.
De Raad heeft het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, zowel voor de procedure in eerste aanleg als in hoger beroep. De totale proceskosten werden vastgesteld op € 874,-, en het Uwv werd ook verplicht het griffierecht van € 112,- te vergoeden. Deze uitspraak benadrukt het belang van proceskostenvergoedingen in bestuursrechtelijke procedures, vooral wanneer een besluit onterecht is genomen.