ECLI:NL:CRVB:2012:BX6541
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op ziekengeld na beëindiging van de uitkering
In deze zaak heeft appellante, die als medewerker customer bij ING werkte, zich ziek gemeld op 23 maart 2010 en ontving zij een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Deze uitkering werd beëindigd per 3 mei 2010, wat leidde tot een bezwaar dat ongegrond werd verklaard. Appellante ging in hoger beroep tegen deze beslissing, waarbij zij aanvoerde dat zij lichamelijk en geestelijk niet in staat was om te werken. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv voldoende zorgvuldig was en dat appellante in staat werd geacht haar werk te hervatten.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat het Uwv terecht had geconcludeerd dat appellante geschikt was voor haar functie. De bezwaarverzekeringsarts had voldoende onderbouwing gegeven voor zijn oordeel dat appellante, ondanks haar psychische klachten, in staat was om haar werk te verrichten. De Raad oordeelde dat de door appellante ingebrachte rapportage van haar verzekeringsarts onvoldoende onderbouwing bood voor haar stelling dat zij niet kon werken. De Raad concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van het standpunt van de bezwaarverzekeringsarts.
Uiteindelijk bevestigde de Centrale Raad van Beroep de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij het hoger beroep van appellante werd afgewezen. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.