ECLI:NL:CRVB:2012:BX5316
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de ZW-uitkering en de beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellante, die als invalleerkracht werkzaam was. Appellante meldde zich op 25 mei 2009 ziek met toenemende vermoeidheidsklachten. Na een beoordeling door een verzekeringsarts werd zij per 18 november 2009 hersteld verklaard. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) concludeerde dat appellante niet langer ongeschikt was voor haar werk en beëindigde haar uitkering. Appellante ging in bezwaar, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank Leeuwarden bevestigde deze beslissing, waarna appellante in hoger beroep ging.
In hoger beroep stelde appellante dat de (bezwaar)verzekeringsarts ten onrechte geen rekening had gehouden met de gedragslijn in het verzekeringsgeneeskundig protocol voor Chronisch Vermoeidheidssyndroom (CVS). De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat deze protocollen niet van toepassing zijn bij een ZW-beoordeling. De Raad bevestigde de bevindingen van de bezwaarverzekeringsarts en oordeelde dat het Uwv op goede gronden had geconcludeerd dat appellante in staat was haar arbeid te verrichten. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van appellante werd afgewezen. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met C.P.J. Goorden als voorzitter en J.J.T. van den Corput en A.I. van der Kris als leden. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 22 augustus 2012.