ECLI:NL:CRVB:2012:BX3988

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12-1302 WIA-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake WIA-V

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 augustus 2012 uitspraak gedaan in het verzet van appellante tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar hoger beroep. De zaak betreft een geschil over de tijdigheid van de indiening van een hoger beroepschrift in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA-V). De rechtbank had op 11 oktober 2011 een uitspraak gedaan, waartegen appellante op 14 november 2011 een hoger beroepschrift indiende. Dit beroepschrift werd echter pas op 1 maart 2012 door de Raad ontvangen, wat leidde tot de conclusie dat het niet tijdig was ingediend. De Raad verklaarde het hoger beroep op 25 april 2012 niet-ontvankelijk.

Appellante heeft verzet aangetekend tegen deze uitspraak, waarbij zij aanvoerde dat haar gemachtigde meende dat het indienen per gewone post voldoende was, omdat er geen expliciete vermelding was dat dit per aangetekende post moest gebeuren. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellante het risico heeft genomen door het beroepschrift per gewone post te verzenden. De Raad benadrukte dat het risico van niet-ontvangst van stukken per gewone post voor rekening van appellante komt. De Raad oordeelde dat appellante niet heeft aangetoond dat zij het beroepschrift tijdig ter post heeft bezorgd en dat zij niet tijdig heeft geïnformeerd naar de status van haar indienen.

Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het verzet ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met G.A.J. van den Hurk als voorzitter, en de leden B.M. van Dun en M. Greebe, in aanwezigheid van griffier E. Heemsbergen.

Uitspraak

12/1302 WIA-V
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 7 oktober 2011, 11/710 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak 8 augustus 2012.
PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 25 april 2012 heeft de Raad het door [naam gemachtigde] namens appellante ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 25 april 2012 heeft [naam gemachtigde] namens appellante verzet gedaan.
Het verzet is behandeld ter zitting van 18 juli 2012. Appellante heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam gemachtigde]. Het Uwv is, met voorafgaand bericht, niet verschenen.
OVERWEGINGEN
De rechtbank heeft op 11 oktober 2011 aan partijen afschriften gezonden van de aangevallen uitspraak. De laatste dag waarop tijdig een hoger beroepschrift bij de Raad kon worden ingediend was 22 november 2011. Het hoger beroepschrift, gedateerd 14 november 2011, is bij brief van 29 februari 2012 verzonden en door de Raad ontvangen op 1 maart 2012.
De uitspraak van de Raad van 25 april 2012 berust op de overwegingen dat het hoger beroepschrift niet tijdig is ingediend en dat hetgeen appellante met betrekking tot de verzending van het hoger beroepschrift heeft aangevoerd geen grond bevat om te oordelen dat appellante met de niet tijdige indiening niet in verzuim is geweest.
In verzet heeft appellante naar voren gebracht dat haar gemachtigde heeft gemeend het hoger beroepschrift op 14 november 2011 per gewone post te kunnen verzenden omdat op de internetpagina van - onder meer - de Raad (www. rechtspraak.nl) geen vermelding is te vinden dat een hoger beroepschrift per aangetekende post zou moeten worden verzonden. Omdat een ontvangstbevestiging van het hoger beroepschrift uitbleef, heeft de gemachtigde van appellante bij brief van 29 februari 2012 - in zijn ogen binnen een redelijke termijn - het hoger beroepschrift nogmaals aan de Raad toegezonden en naar het verdere verloop geïnformeerd.
Appellante heeft ook in verzet niet aangetoond dat zij haar hoger beroepschrift op 14 november 2011 ter post heeft bezorgd. Appellante heeft gelijk als zij stelt dat er geen verplichting is een hoger beroepschrift per aangetekende post te verzenden. Maar zij heeft met de verzending per gewone post wel het risico genomen dat zij, als het hoger beroepschrift niet op 22 november 2011 door de Raad zou zijn ontvangen, niet in staat zou zijn aan te tonen dat zij het hoger beroepschrift tijdig ter post heeft bezorgd.
Het risico dat per gewone post verzonden stukken niet aankomen komt, gelijk in de uitspraak van 25 april 2012 is overwogen, voor risico van appellante. Indien appellante zekerheid had willen verkrijgen dat haar hoger beroepschrift tijdig was ingediend, had zij niet pas op 29 februari 2012, maar nog voor het verstrijken van de hoger beroepstermijn, bij de Raad naar de ontvangst van haar brief van 14 november 2011 moeten informeren.
Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet ziet de Raad geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk als voorzitter en B.M. van Dun en M. Greebe als leden, in tegenwoordigheid van E. Heemsbergen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 augustus 2012.
(getekend) G.A.J. van den Hurk
(getekend) E. Heemsbergen
EV