ECLI:NL:CRVB:2012:BX3768
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en medische grondslag
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant door het Uwv. Bij besluit van 5 januari 2009 heeft het Uwv de uitkering van appellant, die was vastgesteld op 80 tot 100% arbeidsongeschiktheid, herzien naar 35 tot 45% met ingang van 6 maart 2009. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft dit bezwaar ongegrond verklaard in een besluit van 11 mei 2009. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarbij zij heeft overwogen dat er sprake was van een zorgvuldig medisch onderzoek en dat er geen nieuwe medische feiten waren die tot een andere beoordeling zouden moeten leiden.
In hoger beroep heeft appellant zijn standpunt herhaald, maar de Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat appellant geen nieuwe gronden heeft aangevoerd die de rechtbank niet al had overwogen. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank overgenomen en bevestigd dat de ingangsdatum van de herziening van de WAO-uitkering correct was vastgesteld op 6 maart 2009. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit voorzitter H.G. Rottier en de leden B.M. van Dun en F.J.L. Pennings, in aanwezigheid van griffier L. van Eijndthoven.