ECLI:NL:CRVB:2012:BX3761
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herleving van het recht op WW-uitkering en de beoordeling van bijzondere gevallen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 augustus 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herleving van het recht op een WW-uitkering voor appellant. De appellant had op 16 mei 2002 een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW), maar deze aanvraag werd door het Uwv op 17 juli 2002 buiten behandeling gesteld omdat appellant niet het benodigde eerste werkbriefje had ingediend. Appellant heeft geen rechtsmiddelen aangewend tegen dit besluit. In 2008 diende appellant opnieuw een aanvraag in, maar het Uwv weigerde deze op basis van de referte-eis. Het Uwv trok later dit besluit in en stelde vast dat appellant met ingang van 2 december 2002 aanspraak had op een WW-uitkering, maar dat deze niet tot uitbetaling kwam voor de periode van 2 december 2002 tot en met 28 oktober 2004, omdat er geen sprake was van een bijzonder geval zoals bedoeld in artikel 23 van de WW.
De rechtbank had in een eerdere uitspraak geoordeeld dat appellant niet langer had beoogd een beroep te doen op artikel 23 van de WW, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat deze interpretatie onjuist was. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat het Uwv op goede gronden had besloten dat de WW-uitkering van appellant over de genoemde periode niet tot uitbetaling kwam. De Raad concludeerde dat appellant niet in staat was om tijdig een aanvraag in te dienen en dat het Uwv zich terecht op het standpunt had gesteld dat er geen sprake was van een bijzonder geval. De Raad veroordeelde het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 1.081,- en bepaalde dat het Uwv het betaalde griffierecht vergoedt.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor appellanten om tijdig en volledig aanvragen in te dienen en de rol van het Uwv in het beoordelen van aanvragen en het vaststellen van rechten op uitkeringen. De uitspraak is van belang voor de interpretatie van artikel 23 van de WW en de voorwaarden waaronder een uitkering kan worden herleefd.