ECLI:NL:CRVB:2012:BX2427
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging bijstandsuitkering wegens erfenis en vermogen boven vrij te laten vermogen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 juli 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Leeuwarden. De zaak betreft de beëindiging van de bijstandsuitkering van appellante, die in 2006 een erfenis ontving van in totaal € 139.936,--. De bijstandsverlening werd stopgezet omdat appellante beschikte over vermogen dat boven het vrij te laten vermogen uitkwam. Appellante had op 12 maart 2010 een aanvraag om bijstand ingediend, maar deze werd afgewezen op 1 juli 2010, omdat zij niet aannemelijk had gemaakt dat zij in noodzakelijke kosten van het bestaan niet kon voorzien.
Tijdens de zitting op 12 juni 2012 heeft appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat, betoogd dat haar bipolaire stoornis en mogelijke gokverslaving haar belemmerden om inzicht te geven in de besteding van de erfenis. De Raad oordeelde echter dat appellante niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat zij niet in staat was om inzicht te geven in haar financiële situatie. De Raad concludeerde dat de bewijslast bij appellante lag en dat zij niet had aangetoond dat zij in de relevante periode niet over middelen beschikte.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarin het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond was verklaard. De Raad benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van de aanvrager is om verantwoorde intering van vermogen aan te tonen en dat het bestuur niet verplicht is om te informeren over de termijn waarbinnen bijstand opnieuw kan worden aangevraagd. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met J.N.A. Bootsma als voorzitter en W.F. Claessens en M.F. Wagner als leden, in aanwezigheid van griffier N.M. van Gorkum.