ECLI:NL:CRVB:2012:BX2199

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-5966 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening arbeidsongeschiktheidsklasse en medische beoordeling

In deze zaak gaat het om de herziening van de arbeidsongeschiktheidsklasse van appellant, die sinds 1995 een uitkering ontvangt op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Appellant heeft in 1987 een ongeval gehad waarbij hij peesletsel aan zijn rechterhand heeft opgelopen. Na een herbeoordeling in 2008 heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant per 13 januari 2009 vastgesteld op 15 tot 25%. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft de indeling in deze klasse gehandhaafd.

De rechtbank 's-Hertogenbosch heeft in een eerdere uitspraak het beroep van appellant gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten. Appellant is in hoger beroep gegaan tegen deze uitspraak, waarbij hij aanvoert dat zijn medische beperkingen niet goed zijn ingeschat en dat zijn rechterhand nauwelijks functioneel is. Het Uwv heeft verzocht om de uitspraak van de rechtbank te bevestigen.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant terecht heeft vastgesteld op 15 tot 25%. De Raad heeft de argumenten van appellant niet overtuigend geacht, aangezien de bezwaararbeidsdeskundige voldoende rekening heeft gehouden met de beperkingen van appellant. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover deze is aangevochten, en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 18 juli 2012.

Uitspraak

10/5966 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 15 oktober 2010, 09/2650 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. C.J. Driessen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 juni 2012. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Driessen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
L. den Hartog.
OVERWEGINGEN
1.1. Appellant heeft in 1987 bij een ongeval peesletsel opgelopen aan de ringvinger en de pink van zijn, dominante, rechterhand. Ondanks enkele operaties zijn zijn vingers krom blijven staan. Appellant heeft in verband hiermee vanaf 1995 een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ontvangen, laatstelijk berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%.
1.2. In 2008 heeft onderzoek plaatsgevonden in het kader van een herbeoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant aan de hand van het per 1 oktober 2004 aangepaste Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten. Op grond van de resultaten van deze herbeoordeling heeft het Uwv bij besluit van 12 november 2008 de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant vanaf 13 januari 2009 gesteld op 15 tot 25%. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 12 november 2008. In de bezwaarfase heeft het Uwv de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van appellant op enkele punten aangepast en aanvullende beperkingen opgenomen. Dit heeft echter niet geleid tot indeling in een andere arbeidsongeschiktheidsklasse. Bij besluit van 22 juli 2009 (bestreden besluit) heeft het Uwv, in verband met de aanpassing van de FML, het bezwaar gegrond verklaard, maar de indeling in de arbeidsongeschiktheidsklasse 15 tot 25% per 13 januari 2009 gehandhaafd.
1.3. Appellant heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Hangende het beroep heeft het Uwv de FML opnieuw op enkele punten aangepast, nu in verband met beperkende toelichtingen. Ook deze aanpassing heeft niet geleid tot indeling in een andere arbeidsongeschiktheidsklasse.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank, in verband met de aanpassing van de FML in de beroepsfase, het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. De rechtbank heeft de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten.
3.1. Appellant is in hoger beroep gekomen tegen de uitspraak van de rechtbank voor zover daarbij de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand zijn gelaten. Appellant heeft aangevoerd dat zijn medische beperkingen onderschat zijn. De belastbaarheid van zijn rechterhand is zeer minimaal. Dit dient in meer beperkingen te resulteren dan door het Uwv aangenomen. De praktische functionaliteit van zijn rechterhand is nagenoeg nihil, terwijl in de geduide functies van heftruckchauffeur, magazijnmedewerker en operator voedingsmiddelenindustrie de rechterhand goed inzetbaar dient te zijn.
3.2. Het Uwv heeft de Raad verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Tussen partijen is in geschil of het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant vanaf 13 januari 2009 terecht heeft herzien en berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%. Daarbij spitst het geschil zich toe op de vragen of het Uwv in voldoende mate rekening heeft gehouden met de toen voor appellant geldende beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid en of appellant toen in staat was te achten de hem voorgehouden functies te vervullen.
4.2. De Raad is met de rechtbank van oordeel dat de indeling van appellant vanaf 13 januari 2009 in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 15 tot 25% op een zorgvuldige medische grondslag berust. Daarbij acht de Raad van belang dat verzekeringsarts J.H.M.B.M. van Hoeij appellant op het spreekuur heeft gezien en dossierstudie heeft verricht. De verzekeringsarts heeft in zijn rapportage van 24 september 2008 aandacht besteed aan alle door appellant genoemde klachten, lichamelijk onderzoek verricht en vervolgens gemotiveerd te kennen gegeven tot welke beperkingen deze klachten aanleiding geven. De verzekeringsarts heeft een blijvende functiebeperking aangenomen als gevolg van een tendinogene contractuur van de pink en ringvinger van de rechterhand. Bezwaarverzekeringsarts E.J.M. van Paridon heeft eveneens dossierstudie verricht en de hoorzitting bijgewoond. De aanpassingen die door de bezwaarverzekeringsarts in de FML zijn aangebracht zijn niet ingegeven door andere inzichten omtrent de voor appellant geldende diagnose of door nieuwe medische informatie. Het ging hier om aanpassingen van technische aard. Datzelfde geldt voor de aanpassingen die in de beroepsfase zijn doorgevoerd door bezwaarverzekeringsarts A. Deitz.
Appellant heeft in hoger beroep evenmin als in beroep medische informatie overgelegd op grond waarvan getwijfeld zou moeten worden aan de door de laatste bezwaarverzekeringsarts vastgestelde belastbaarheid. Weliswaar heeft appellant kort voor de zitting een huisartsjournaal overgelegd, doch dit bevat, naar appellant ter zitting heeft erkend, geen concrete gegevens met betrekking tot zijn situatie op of rond de datum in geding.
4.3. Bezwaararbeidsdeskundige R.E.T. Peters heeft de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant gebaseerd op de functies heftruckchauffeur productielijn, vullerman en warehouse employee. In zijn rapportages van 17 juli 2009 en 3 juni 2010 heeft de bezwaararbeidsdeskundige uitgebreid gemotiveerd dat, rekening houdend met de voor appellant geldende beperkingen, deze functies voor hem geschikt zijn te achten. Daarbij is tevens aandacht besteed aan de signaleringen bij deze functies. De Raad ziet geen aanleiding om de juistheid van de conclusies van de bezwaararbeidsdeskundige in twijfel te trekken. Hetgeen namens appellant in hoger beroep is opgemerkt heeft de Raad niet tot een ander oordeel kunnen brengen, nu appellant bij de bespreking van de functies is uitgegaan van een zwaardere belasting in de functies ten aanzien van de rechterhand dan uit de beschrijvingen van de functies blijkt en tevens is uitgegaan van verdergaande beperkingen dan in de FML vermeld. De Raad is derhalve van oordeel dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant per 13 januari 2009 terecht heeft gesteld op 15 tot 25%.
4.4. Uit hetgeen hiervoor is overwogen onder 4.1 tot en met 4.3 vloeit voort dat het hoger beroep niet kan slagen. De rechtbank heeft terecht de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten. De aangevallen uitspraak komt dus, voor zover aangevochten, voor bevestiging in aanmerking.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door M. Greebe als voorzitter en J.J.T. van den Corput en A.I. van der Kris als leden, in tegenwoordigheid van I.J. Penning als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2012.
(getekend) M. Greebe
(getekend) I.J. Penning
KR