ECLI:NL:CRVB:2012:BW8935
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen besluiten van het Uwv inzake WW-uitkering en schadevergoeding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 juni 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot de Werkloosheidswet (WW). Appellant had bezwaar gemaakt tegen eerdere besluiten van het Uwv, die zijn WW-uitkering herzien en teruggevorderd. Het Uwv heeft in een nieuw besluit van 27 december 2011 het bezwaar van appellant gegrond verklaard en een bedrag van € 322,- vergoed voor de kosten van de bezwaarprocedure. Ondanks deze tegemoetkoming had appellant nog belang bij het hoger beroep, omdat hij ook schadevergoeding en vergoeding van kosten voor rechtsbijstand vorderde.
De Raad heeft geoordeeld dat het hoger beroep slaagt, omdat de eerdere besluiten van 31 oktober 2008 en 26 juli 2011 niet worden gehandhaafd. De aangevallen uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch is vernietigd. De Raad heeft vastgesteld dat de door appellant gemaakte kosten voor zijn boekhouder en verleturen niet aan het Uwv kunnen worden toegerekend, omdat deze kosten niet in verband staan met de vernietigde besluiten. De gevraagde schadevergoeding is afgewezen, maar de Raad heeft wel geoordeeld dat het Uwv moet bijdragen in de kosten van rechtsbijstand in beroep en hoger beroep, die zijn vastgesteld op € 1.736,50.
De Raad heeft ook bepaald dat het Uwv het door appellant betaalde griffierecht van € 149,- moet vergoeden. De uitspraak benadrukt de voorwaarden waaronder schadevergoeding kan worden toegewezen en de relatie tussen gemaakte kosten en de vernietigde besluiten.