ECLI:NL:CRVB:2012:BW5796

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-6812 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de verlaging van de WAO-uitkering en geschiktheid voor arbeid

In deze zaak gaat het om de verlaging van de WAO-uitkering van appellant, die als hoofdagent van politie werkzaam was. Appellant ontving vanaf 17 oktober 2000 een WAO-uitkering op basis van 80 tot 100% arbeidsongeschiktheid. Na een medisch en arbeidskundig onderzoek heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op 28 april 2009 besloten om de uitkering per 29 juni 2009 te verlagen naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%. Appellant heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat het Uwv zijn beperkingen onjuist heeft vastgesteld en dat hij niet in staat is de hem voorgehouden functies te vervullen.

Tijdens de zitting op 4 april 2012 heeft appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.W. Weehuizen, zijn standpunt toegelicht. Het Uwv werd vertegenwoordigd door V.A.R. Kali. Appellant heeft geen nieuwe medische informatie kunnen overleggen die zijn standpunt ondersteunt. De Raad heeft vastgesteld dat de belastbaarheid van appellant in de geduide functies niet wordt overschreden en dat er geen aanleiding is om een deskundige te benoemen. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch bevestigd, waarin was geoordeeld dat het Uwv voldoende rekening had gehouden met de beperkingen van appellant.

De Raad concludeert dat de argumenten van appellant in hoger beroep een herhaling zijn van eerdere stellingen en dat de rechtbank op goede gronden tot haar oordeel is gekomen. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 9 mei 2012.

Uitspraak

10/6812 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 22 november 2010, 10/2444 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.W. Weehuizen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en op 22 augustus 2011 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 april 2012. Appellant en mr. Weehuizen zijn verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door V.A.R. Kali.
OVERWEGINGEN
1.1. Appellant was werkzaam als hoofdagent van politie. Met ingang van 17 oktober 2000 is hem een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend, welke uitkering was gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Na medisch en arbeidskundig onderzoek heeft het Uwv bij besluit van 28 april 2009 de WAO-uitkering met ingang van 29 juni 2009 verlaagd naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%.
1.2. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 28 april 2009. Naar aanleiding van dat bezwaar heeft het Uwv een medisch onderzoek verricht naar aanleiding waarvan is geconcludeerd dat met de beperkingen van appellant bij het vaststellen van de belastbaarheid voldoende rekening is gehouden. Bij besluit van 14 augustus 2009 (bestreden besluit) heeft het Uwv het eerder ingenomen standpunt gehandhaafd en het bezwaar ongegrond verklaard.
2. Appellant heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Naar aanleiding van een vraag van de rechtbank heeft het Uwv een nadere onderbouwing bij het bestreden besluit gegeven en enkele in het kader van de schatting van de mate van de arbeidsongeschiktheid voorgehouden functies laten vervallen. De mate van arbeidsongeschiktheid bleef echter ongewijzigd. Dit was voor de rechtbank aanleiding om bij de aangevallen uitspraak het bestreden besluit te vernietigen. Gelet op de gegeven toelichting was de rechtbank voldoende overtuigd dat de belastbaarheid van appellant in de geduide functies niet wordt overschreden. De rechtbank heeft de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten.
3. In hoger beroep heeft appellant verwezen naar hetgeen hij reeds eerder had betoogd. Volgens hem heeft het Uwv zijn psychische klachten onvoldoende beoordeeld en kan hij de hem voorgehouden functies niet vervullen omdat de ten aanzien van hem aangenomen beperkingen onjuist zijn. Ook verzoekt hij om de benoeming van een deskundige die hem zou moeten onderzoeken.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Ter zitting is vastgesteld dat appellant geen nadere medische informatie kan inbrengen die zijn standpunt zou kunnen onderbouwen dat het Uwv zijn beperkingen onjuist heeft vastgesteld. Er is dan ook geen aanleiding om een deskundige te benoemen zodat het daartoe strekkende verzoek wordt afgewezen.
4.2. Ter zitting heeft appellant gesteld dat de functie met SBC-code 111180 (productiemedewerker industrie) voor hem ongeschikt is vanwege de eis van het volgen van een interne opleiding op niveau 2. Zoals het Uwv ter zitting, onder verwijzing naar een arbeidskundige rapportage van 10 augustus 2010, heeft toegelicht, is het niveau van de werkzaamheden in die functie gesteld op 1, waarmee wordt voldaan aan de voor appellant geldende vereisten. Dat de interne opleiding voor die functie op een ander niveau ligt, doet daaraan niet af. Met deze toelichting is duidelijk dat ook deze functie voor appellant geschikt is.
4.3. Aangezien hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd een herhaling vormt van hetgeen hij reeds in bezwaar en in beroep heeft gesteld en aangezien de rechtbank bij de aangevallen uitspraak op goede gronden tot een juist oordeel is gekomen, wordt voor het overige volstaan met te verwijzen naar de aangevallen uitspraak.
4.4. Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
5. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk als voorzitter en H.G. Rottier en M. Greebe als leden, in tegenwoordigheid van N.S.A. El Hana als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 mei 2012.
(get.) G.A.J. van den Hurk.
(get.) N.S.A. El Hana.
NW