ECLI:NL:CRVB:2012:BW5796
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de verlaging van de WAO-uitkering en geschiktheid voor arbeid
In deze zaak gaat het om de verlaging van de WAO-uitkering van appellant, die als hoofdagent van politie werkzaam was. Appellant ontving vanaf 17 oktober 2000 een WAO-uitkering op basis van 80 tot 100% arbeidsongeschiktheid. Na een medisch en arbeidskundig onderzoek heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op 28 april 2009 besloten om de uitkering per 29 juni 2009 te verlagen naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%. Appellant heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat het Uwv zijn beperkingen onjuist heeft vastgesteld en dat hij niet in staat is de hem voorgehouden functies te vervullen.
Tijdens de zitting op 4 april 2012 heeft appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.W. Weehuizen, zijn standpunt toegelicht. Het Uwv werd vertegenwoordigd door V.A.R. Kali. Appellant heeft geen nieuwe medische informatie kunnen overleggen die zijn standpunt ondersteunt. De Raad heeft vastgesteld dat de belastbaarheid van appellant in de geduide functies niet wordt overschreden en dat er geen aanleiding is om een deskundige te benoemen. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch bevestigd, waarin was geoordeeld dat het Uwv voldoende rekening had gehouden met de beperkingen van appellant.
De Raad concludeert dat de argumenten van appellant in hoger beroep een herhaling zijn van eerdere stellingen en dat de rechtbank op goede gronden tot haar oordeel is gekomen. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 9 mei 2012.