[appellant], wonende te [woonplaats] (appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 9 maart 2011, 10/6624 (aangevallen uitspraak),
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv).
Datum uitspraak: 9 mei 2012
Namens appellant heeft mr. drs. E. Tamas, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 28 maart 2012. Partijen zijn, met bericht, niet verschenen.
1.1. Appellant heeft zich op 18 mei 2010 gemeld bij WERKbedrijf Den Haag Zuidwest van Uwv om zich te laten registreren als werkzoekende en bij zijn melding een rijbewijs overgelegd. Afgesproken is toen dat hij zo spoedig mogelijk alsnog zijn paspoort zou laten zien. Op 20 mei, 26 mei, 2 en 8 juni 2010 is in contacten met appellant het tonen van een paspoort opnieuw aan de orde gesteld maar appellant heeft het gevraagde document niet getoond. Bij besluit van 10 juni 2010 heeft het Uwv geweigerd appellant als werkzoekende te registreren op de grond dat hij geen geldig identiteitsbewijs kon overleggen, vereist volgens artikel 55, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Wet SUWI).
1.2. Bij besluit van 12 augustus 2010 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 10 juni 2010 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Volgens de rechtbank heeft appellant zich niet geïdentificeerd met een document als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1° tot en met 3°, van de Wet op de identificatieplicht, wat noodzakelijk is voor de inschrijving als werkzoekende.
3.1. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd. Artikel 55, tweede lid, van de Wet SUWI verwijst naar het bepaalde onder 4° van artikel 1, eerste lid, van de Wet op de identificatieplicht. Daarin wordt een geldig rijbewijs als een document genoemd waarmee de identiteit van personen kan worden vastgesteld. Volgens hem heeft hij verschoonbare en verifieerbare redenen aangegeven waarom hij geen ander identiteitsdocument dan een rijbewijs heeft kunnen overleggen.
3.2. Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Anders dan appellant stelt is in de aangevallen uitspraak de volledige wettelijke grondslag vermeld. De omstandigheid dat het bepaalde onder 4° van artikel 1, eerste lid, van de Wet op de identificatieplicht daarin niet is geciteerd, is niet relevant, omdat uit artikel 55, eerste lid, van de Wet SUWI, gelezen in samenhang met artikel 30b, eerste lid, van de Wet SUWI, zoals deze bepaling ten tijde van het bestreden besluit luidde, volgt dat een rijbewijs geen document is op grond waarvan op verzoek van een belanghebbende registratie als werkzoekende moet plaatsvinden.
4.2. De rechtbank heeft terecht vastgesteld dat appellant zich niet heeft geïdentificeerd met een document als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1° tot en met 3°, van de Wet op de identificatieplicht, wat noodzakelijk is voor de inschrijving als werkzoekende (vgl. CRvB 3 juni 2010, LJN BM7469). Het Uwv heeft de identiteit van appellant dus niet kunnen vaststellen aan de hand van een geldig document, zoals voorgeschreven in artikel 55, eerste lid, van de Wet SUWI.
4.3. Uit 4.1 en 4.2 volgt dat ten tijde hier van belang appellant niet het recht toekwam zich als werkzoekende door het Uwv te laten registreren. In het licht hiervan kan hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd - wat daarvan ook zij - niet tot een ander oordeel leiden.
4.4. Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Centrale Raad van Beroep,
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk als voorzitter en B.M. van Dun en F.J.L. Pennings als leden, in tegenwoordigheid van K.E. Haan als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 mei 2012.
(get.) G.A.J. van den Hurk.