ECLI:NL:CRVB:2012:BV8830

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-6383 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering ZW-uitkering en terugvordering door het Uwv

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van appellante tegen een beslissing van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij zij de weigering van de Ziektewet (ZW)-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) bevestigde. Appellante had aangevoerd dat het besluit van het Uwv ondeugdelijk was gemotiveerd, omdat er onduidelijkheid bestond over een mogelijk terugvorderingsbesluit. De rechtbank oordeelde echter dat het Uwv in het bestreden besluit voldoende duidelijk had gemaakt dat het eerdere besluit van 13 januari 2009 enkel betrekking had op de herziening van de ZW-uitkering en dat een apart terugvorderingsbesluit nog zou volgen.

Tijdens de zitting op 1 februari 2012 was appellante niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door L. den Hartog. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank overgenomen en geconcludeerd dat er geen sprake was van een ondeugdelijk gemotiveerd besluit. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de terugvordering van de te veel betaalde ZW-uitkering correct was aangekondigd in het eerdere besluit van het Uwv. De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling en bevestigde de aangevallen uitspraak.

Uitspraak

10/6383 ZW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante], wonende te [woonplaats] (appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 14 oktober 2010, 09/2769 (aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv).
Datum uitspraak: 14 maart 2012
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. O.F.X. Roozemond, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, gevoegd met de zaak met reg.nr. 10/4180 ZW, plaatsgevonden op 1 februari 2012. Appellante is, met bericht, niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door L. den Hartog.
De zaken zijn na de behandeling ter zitting weer gesplitst. De Raad zal in de zaken afzonderlijk uitspraak doen.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 13 januari 2009 heeft het Uwv de eerder aan appellante met ingang van 16 april 2007 toegekende uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) alsnog geweigerd. In dit besluit is de volgende zin opgenomen: “Wij hebben u dan ook de zw-uitkering tot 10 januari 2009 te veel uitbetaald en zullen dan ook terug gaan vorderen.” Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, welk bezwaar bij besluit van 12 mei 2009 (bestreden besluit) ongegrond is verklaard. In het bestreden besluit heeft het Uwv het volgende opgemerkt:
”In de bestreden beslissing wordt vast aangegeven dat zal worden teruggevorderd wat te veel is betaald over de periode tot 10 januari 2009.
Hiermee is een vooraankondiging gedaan van de gebruikelijk door ons nog te nemen terugvorderingsbeslissing. Het door u aangegeven bezwaar dat niet duidelijk is beslist dat er een aparte terugvorderingsbeslissing zal volgen, leidt daarom niet tot het oordeel dat er sprake is van een onzorgvuldig gemotiveerde herzieningsbeslissing.”
1.2. Appellante heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Zij heeft aangevoerd dat het bestreden besluit ondeugdelijk is gemotiveerd, omdat daarin de bij appellante op grond van het besluit van 13 januari 2009 bestaande onduidelijkheid over de vraag of nog een afzonderlijk terugvorderingsbesluit zou worden genomen, niet afdoende is weggenomen.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit bij de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard. De rechtbank volgde appellante niet in haar stelling dat het besluit onvoldoende is gemotiveerd omdat daaruit niet volgt dat er tot afzonderlijke terugvordering zal worden overgegaan. De rechtbank was van oordeel dat het Uwv in het bestreden besluit duidelijk uiteen heeft gezet dat het besluit van 13 januari 2009 slechts zag op de herziening van het recht op ZW-uitkering, welk besluit wordt gehandhaafd, en dat later nog een terugvorderingsbesluit ten aanzien van al betaalde ZW-uitkering zal worden genomen. Met het bestreden besluit is naar het oordeel van de rechtbank dan ook voldoende duidelijk geworden dat de opmerking over de terugvordering in het besluit van 13 januari 2009 slechts een vooraankondiging van een terugvorderingsbesluit betrof.
3. Appellante heeft in hoger beroep haar bij de rechtbank ingenomen standpunt herhaald.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De Raad is met de rechtbank van oordeel dat van een ondeugdelijk gemotiveerd besluit geen sprake is. De Raad sluit zich aan bij de overwegingen van de rechtbank en neemt die over. Hieruit volgt dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling op grond van artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door C.P.J. Goorden als voorzitter en B.M. van Dun en J.J.T. van den Corput als leden. De beslissing is in tegenwoordigheid van Z. Karekezi als griffier uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2012.
(get.) C.P.J. Goorden.
(get.) Z. Karekezi.
IvR