ECLI:NL:CRVB:2012:BV8768
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering op basis van medische geschiktheid voor eigen werk
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Breda, waarin de beëindiging van haar Ziektewet (ZW)-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) aan de orde is. Appellante, die als schoonmaakster werkte, had zich ziek gemeld vanwege psychische klachten en ontving vanaf 25 mei 2009 een ZW-uitkering. Na een onderzoek door een verzekeringsarts werd zij op 23 juni 2009 hersteld verklaard en werd haar uitkering per 25 juni 2009 beëindigd. Het Uwv verklaarde het bezwaar van appellante tegen deze beslissing ongegrond, wat leidde tot de rechtszaak.
De rechtbank oordeelde dat het Uwv op goede gronden de ZW-uitkering had beëindigd, omdat er geen medische informatie was die de bevindingen van de verzekeringsartsen tegensprak. Appellante voerde in hoger beroep aan dat haar medische beperkingen waren onderschat en dat zij niet in staat was om te werken. Ter ondersteuning van haar standpunt overhandigde zij een rapport van een psycholoog, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat dit rapport niet voldoende was om het eerdere oordeel te weerleggen.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het bestreden besluit van het Uwv berustte op een zorgvuldige en inzichtelijke medische onderbouwing. De Raad concludeerde dat appellante niet in aanmerking kwam voor een ZW-uitkering, omdat er geen bewijs was van een psychische stoornis ten tijde van de beëindiging van de uitkering. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 14 maart 2012.