ECLI:NL:CRVB:2012:BV8662

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-3370 BBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van bijstand na niet verstrekken van gevraagde gegevens door appellant

In deze zaak gaat het om de terugvordering van bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven van appellant, die de gevraagde gegevens niet heeft verstrekt ondanks herhaalde aanmaningen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 13 maart 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep, waarbij de rechtbank 's-Hertogenbosch in haar eerdere uitspraak van 22 april 2011 is bevestigd. Appellant had in hoger beroep aangevoerd dat er sprake was van strijd met het vertrouwensbeginsel, omdat een medewerker van het Team Zelfstandigen hem zou hebben toegezegd dat hij de gevraagde gegevens niet meer hoefde te verstrekken. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat er een dergelijke toezegging is gedaan. De Raad heeft vastgesteld dat appellant de gevraagde gegevens niet heeft overgelegd, wat betekent dat het college niet in staat was om het recht op bijstand vast te stellen. De Raad heeft geconcludeerd dat het beroep op het vertrouwensbeginsel niet slaagt, omdat er geen uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en onvoorwaardelijke toezeggingen zijn gedaan door het college die gerechtvaardigde verwachtingen bij appellant hebben gewekt. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

11/3370 BBZ
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 22 april 2011, 10/5187 (aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven (college)
Datum uitspraak: 13 maart 2012
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.J.M. Strijbosch, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, gevoegd met het onderzoek in het geding met reg.nr. 10/3733 WWB, plaatsgevonden op 31 januari 2012. Appellant is, met bericht, niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.C.N. van Dijk. Na de gevoegde behandeling ter zitting zijn de gedingen weer gesplitst.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Bij besluit van 20 november 2007, voor zover van belang, heeft het college aan appellant op grond van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004) over de periode van 1 december 2007 tot en met 31 mei 2008 bijstand voor levensonderhoud in de vorm van een renteloze geldlening toegekend. Daarbij is appellant onder meer gewezen op de inlichtingenverplichting en op de verplichting een behoorlijke administratie te voeren. Bij besluit van 2 juli 2008 heeft het college aan appellant over de periode van 1 juni 2008 tot en met 30 november 2008 wederom bijstand ingevolge het Bbz 2004 voor de kosten van levensonderhoud in de vorm van een geldlening verstrekt. Aan deze toekenning is de voorwaarde verbonden dat appellant vóór 1 april 2009 aan het college de volgende gegevens dient te verstrekken:
- balans per 31 december 2008;
- gespecificeerde verlies- en winstrekening 2008;
- overzicht privé-onttrekkingen 2008;
- afschrift/berekening belastingaangifte IB/PVV 2008.
1.2. Bij brief van 23 juni 2009 heeft het college in verband met de definitieve vaststelling van de Bbz-uitkering over het jaar 2008 appellant verzocht vóór 1 augustus 2009 de onder 1.1 genoemde gegevens, alsmede een jaaropgave 2008, over te leggen. Bij brief van 16 september 2009 heeft het college appellant verzocht de gevraagde gegevens vóór 1 oktober 2009 te verstrekken. Appellant heeft aan deze verzoeken geen gehoor gegeven.
1.3. Bij besluit van 19 oktober 2009 heeft het college de over de periode van 1 januari 2008 tot en met 30 november 2008 aan appellant verleende bijstand voor levensonderhoud tot een bedrag van € 8.914,28 van hem teruggevorderd. Het college heeft aan dit besluit ten grondslag gelegd dat appellant de aan de bijstand verbonden verplichtingen niet of niet behoorlijk is nagekomen en dat als gevolg daarvan het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld.
1.4. Bij besluit van 5 januari 2010 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 19 oktober 2009 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd. Hij heeft hiertoe, samengevat, aangevoerd dat er sprake is van strijd met het vertrouwensbeginsel.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Vaststaat dat appellant de gevraagde gegevens, ondanks herhaalde aanmaningen, niet aan het college heeft verstrekt. Appellant heeft zich op het standpunt gesteld dat aan hem door een medewerker van het Team Zelfstandigen is toegezegd dat hij de gevraagde gegevens niet (meer) hoefde te verstrekken, nu duidelijk was dat appellant het als zelfstandige niet zou redden en uit zijn onderneming geen inkomen zou kunnen genereren.
4.2. Een beroep op het vertrouwensbeginsel kan volgens vaste rechtspraak van de Raad (CRvB 19 november 2009, LJN BK4735) alleen slagen als van de kant van het tot beslissen bevoegde orgaan ten aanzien van de betrokkene uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en onvoorwaardelijke toezeggingen zijn gedaan, die bij de betrokkene gerechtvaardigde verwachtingen hebben gewekt.
4.3. Appellant heeft niet op enigerlei wijze aannemelijk gemaakt dat sprake is van een toezegging van de zijde van het college als bedoeld in 4.2. Ook op grond van de gedingstukken is niet komen vast te staan dat het college zodanige verwachtingen bij appellant heeft gewekt dat daarop een in rechte te honoreren beroep op het vertrouwensbeginsel jegens het college kan worden gebaseerd. Uit onderdeel 1.2 blijkt juist dat aan appellant twee keer is gevraagd de benodigde gegevens over te leggen. Dit betekent dat het beroep op het vertrouwensbeginsel niet slaagt.
4.4. Uit hetgeen onder 4.2. en 4.3 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.B.J. van der Ham als voorzitter en C. van Viegen en W.F. Claessens als leden, in tegenwoordigheid van J.M. Tason Avila als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 maart 2012.
(get.) A.B.J. van der Ham.
(get.) J.M. Tason Avila.
HD