ECLI:NL:CRVB:2012:BV6119

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-2828 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Herziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake WAO

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 februari 2012 uitspraak gedaan over een verzoek tot herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 26 maart 2010. Verzoeker, die in deze procedure werd vertegenwoordigd, heeft het verzoek ingediend omdat hij het niet eens was met de eerdere uitspraak waarin de datum van toename van zijn beperkingen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) werd vastgesteld op 20 februari 2006. Verzoeker stelde dat zijn beperkingen al eerder waren toegenomen en heeft ter onderbouwing van zijn stelling diverse medische stukken ingediend.

De Raad heeft het verzoek om herziening afgewezen. In de overwegingen werd benadrukt dat het rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak, tenzij er sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden die aan de cumulatieve voorwaarden van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht voldoen. De Raad concludeerde dat verzoeker met zijn verzoek geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangedragen die aan deze voorwaarden voldoen. De Raad heeft vastgesteld dat verzoeker in wezen een discussie wilde openen over reeds bekende gegevens, wat niet passend is voor het rechtsmiddel van herziening.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met C.P.J. Goorden als voorzitter en B.M. van Dun en B. Barentsen als leden. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

10/2828 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht op het verzoek van:
[verzoeker], wonende te [woonplaats] (verzoeker),
om herziening van de uitspraak van de Raad van 26 maart 2010, 09/1145, in het geding tussen:
verzoeker
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv).
Datum uitspraak: 15 februari 2012
I. PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft verzocht om herziening van de aangevallen uitspraak.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 januari 2012. Verzoeker is verschenen en het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.J. Reith.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij uitspraak waarvan herziening is verzocht heeft de Raad, oordelend op het hoger beroep van verzoeker, de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 20 januari 2009, 08/1091, bevestigd.
2. In het verzoek om herziening heeft verzoeker uiteengezet waarom hij het niet eens is met de uitspraak van de Raad van 26 maart 2010. In essentie komt het betoog van verzoeker erop neer dat de Raad ten onrechte heeft overwogen dat het Uwv terecht de datum 20 februari 2006 heeft aangenomen als de dag waarop de beperkingen van verzoeker zijn toegenomen. Verzoeker is van mening dat zijn beperkingen al op een eerdere datum zijn toegenomen en ter onderbouwing van deze stelling heeft verzoeker diverse - met name medische - stukken in het geding gebracht.
3. De Raad overweegt als volgt.
3.1. Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een onherroepelijk geworden uitspraak van de Raad, op verzoek van een partij, worden herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
3.2. Naar vaste rechtspraak van de Raad, zoals deze blijkt uit onder andere zijn uitspraak van 3 oktober 2003 (LJN AN7982), is het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening niet gegeven om, anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te voeren en evenmin om een discussie over de betrokken uitspraak te openen.
3.3. Hetgeen verzoeker in zijn verzoekschrift - met bijlagen - en ter zitting heeft aangevoerd zijn geen feiten of omstandigheden die voldoen aan de drie in artikel 8:88 van de Awb omschreven cumulatieve voorwaarden. De Raad moet vaststellen dat verzoeker met het onderhavige verzoek kennelijk heeft beoogd op basis van reeds bekende gegevens een - bij het rechtsmiddel van herziening niet passende - hernieuwde discussie te voeren.
3.4. Uit het vorenstaande vloeit voort dat het verzoek om herziening moet worden afgewezen.
4. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door C.P.J. Goorden als voorzitter en B.M. van Dun en B. Barentsen als leden, in tegenwoordigheid van N.S.A. El Hana als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2012.
(get.) C.P.J. Goorden.
(get.) N.S.A. El Hana.
KR