ECLI:NL:CRVB:2012:BV3547
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van een WW-uitkering aan een militair ambtenaar en de berekening van het gemiddeld aantal gewerkte uren
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 februari 2012 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die een WW-uitkering had aangevraagd. Appellant, die ook als militair ambtenaar werkzaam was, betwistte de berekening van het gemiddeld aantal gewerkte uren dat door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) was vastgesteld. Het Uwv had bij de toekenning van de WW-uitkering enkel rekening gehouden met de uren die appellant bij zijn reguliere werkgever had gewerkt, en de uren die hij als militair ambtenaar had gewerkt, niet meegenomen in de berekening. Appellant stelde dat dit onterecht was en dat zijn werkzaamheden als militair ambtenaar ook als werknemer in de zin van de Werkloosheidswet (WW) moesten worden beschouwd.
De Raad oordeelde dat het Uwv ten onrechte geen rekening had gehouden met de uren die appellant als militair ambtenaar had gewerkt. De rechtbank had eerder de uitspraak van het Uwv vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten. De Raad kwam tot de conclusie dat de rechtbank niet juist had geoordeeld door de vaststelling van het gemiddeld aantal gewerkte uren niet te herzien. De Raad stelde vast dat het gemiddeld arbeidsurenverlies van appellant 49,04 uur per week bedroeg, door de uren van beide dienstbetrekkingen bij elkaar op te tellen.
De Raad vernietigde de eerdere uitspraak en het bestreden besluit van het Uwv, herstelde de beslissing en stelde het gemiddeld arbeidsurenverlies vast op 49,04 uur per week. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de kosten van de rechtsbijstand van appellant, die in totaal € 2.622,- bedroegen. De uitspraak benadrukt het belang van een correcte berekening van het gemiddeld aantal gewerkte uren bij de toekenning van een WW-uitkering, vooral wanneer er sprake is van meerdere dienstbetrekkingen.