ECLI:NL:CRVB:2012:BV3135
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en geschiktheid voor arbeid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant die in Italië woont en zijn uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) betwist. De Centrale Raad van Beroep heeft op 8 februari 2012 uitspraak gedaan in het hoger beroep, dat was ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 30 maart 2011. De appellant was eerder als 80 tot 100% arbeidsongeschikt beoordeeld, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft deze beoordeling herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35% per 15 oktober 2007. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze herziening ongegrond verklaard, wat de appellant in hoger beroep aanvecht.
De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de appellant, met inachtneming van zijn medische beperkingen zoals vastgelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML), geschikt is voor de werkzaamheden die aan de schatting ten grondslag liggen. De Raad heeft geen aanwijzingen gevonden dat de functies, gezien de specifieke beperkingen van de appellant, ongeschikt voor hem zijn. De Raad heeft de argumenten van de appellant in hoger beroep als herhalingen van eerdere stellingen beoordeeld en geen wezenlijk nieuwe gezichtspunten gevonden die tot een ander oordeel zouden leiden.
De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.