ECLI:NL:CRVB:2012:BV3128
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering overname van betalingsverplichting door het Uwv in het kader van de Werkloosheidswet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Roermond. De zaak betreft de weigering van het Uwv om de betalingsverplichtingen van de werkgever over te nemen op grond van artikel 61 van de Werkloosheidswet (WW). Betrokkene, die sinds 1 juli 2005 als vertegenwoordiger in dienst was bij de werkgever, had zijn werkzaamheden wegens ziekte gestaakt en verzocht het Uwv om overname van de betalingsverplichtingen, omdat de werkgever vanaf september 2009 geen loon meer had betaald.
De rechtbank had het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het bestreden besluit van het Uwv vernietigd, omdat zij van mening was dat het Uwv niet voldoende had voldaan aan zijn onderzoeksverplichting. Het Uwv ging in hoger beroep en betoogde dat er sprake was van onwil van de werkgever om loon te betalen, in plaats van blijvende betalingsonmacht.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het Uwv niet tekort is geschoten in zijn onderzoeksplicht. De Raad oordeelde dat de werkgever ten tijde van het bestreden besluit niet in een blijvende toestand van opgehouden hebben te betalen verkeerde. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep ongegrond. De werkgever was op 17 augustus 2010 failliet verklaard, maar dit bevestigde de conclusie dat er geen sprake was van betalingsonmacht.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met G.A.J. van den Hurk als voorzitter. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 8 februari 2012.