ECLI:NL:CRVB:2012:BV0244
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak over niet-ontvankelijkheid bezwaar wegens termijnoverschrijding in WW-zaak
In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep wordt de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar van appellant tegen een besluit van het Uwv behandeld. Appellant had op 1 juni 2010 bezwaar gemaakt tegen een besluit van 25 maart 2010, waarin hem een WW-uitkering werd toegekend, maar met een maatregel wegens verwijtbare werkloosheid. Het Uwv verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk omdat het te laat was ingediend. De rechtbank Groningen had het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard, maar appellant stelde dat de tekst van het besluit onduidelijk was en dat hij pas na het uitblijven van de uitkering in mei 2010 zich bewust werd van de opgelegde maatregel.
De Raad oordeelt dat de tekst van het besluit van 25 maart 2010 inderdaad aan duidelijkheid te wensen overlaat. Appellant had redelijkerwijs geen reden om eerder bezwaar te maken, aangezien de communicatie van het Uwv niet expliciet aangaf dat er een maatregel was opgelegd. De Raad concludeert dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is en dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat er geen aanleiding was voor toepassing van artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De Raad draagt het Uwv op om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek in het bestreden besluit te herstellen en een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Deze uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met G.A.J. van den Hurk als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op 4 januari 2012.