ECLI:NL:CRVB:2011:BV0068
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering en beoordeling van belastbaarheid door het Uwv
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, die op 9 augustus 2010 het beroep van appellant ongegrond verklaarde. Appellant had hoger beroep ingesteld tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 29 oktober 2009, waarin werd vastgesteld dat appellant met ingang van 22 december 2008 geen recht had op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende aanleiding was om aan te nemen dat het onderzoek van de (bezwaar)verzekeringsartsen niet zorgvuldig was geweest of dat het besluit op een ontoereikende medische grondslag berustte.
Tijdens de zitting op 18 november 2011 werd appellant bijgestaan door zijn advocaat, mr. H. Kayed, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. F.A. Put. De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellant in hoger beroep beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat de rechtbank terecht had geoordeeld. De Raad volgde de overwegingen van de rechtbank en oordeelde dat het medisch onderzoek naar de beperkingen van appellant zorgvuldig was uitgevoerd. De bezwaarverzekeringsarts had in haar rapport van 14 november 2011 voldoende gemotiveerd dat de belastbaarheid van appellant niet door het Uwv was onderschat.
De Raad bevestigde ook het oordeel van de rechtbank dat de functies productiemedewerker voedingsmiddelenindustrie, inpakker (handmatig) en wikkelaar, samensteller van elektronische apparatuur geschikt waren voor appellant, wat leidde tot een mate van arbeidsongeschiktheid van minder dan 35%. Gezien deze overwegingen werd het hoger beroep van appellant afgewezen en de aangevallen uitspraak bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.