ECLI:NL:CRVB:2011:BV0065
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en geschiktheid van functies voor appellante
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 30 december 2010 het beroep van appellante tegen het besluit op bezwaar van 8 juli 2008 gegrond verklaarde. De rechtbank had het bestreden besluit vernietigd voor zover het de herziening van de WAO-uitkering per 5 maart 2008 betrof en appellante in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 15 tot 25% had ingedeeld. De rechtbank oordeelde dat de rechtsgevolgen van het vernietigde deel van het bestreden besluit in stand moesten blijven, en baseerde haar oordeel op het rapport van de revalidatiearts W. Hokken van 22 juni 2010.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt in zijn uitspraak van 30 december 2011 de beslissing van de rechtbank. De Raad stelt voorop dat het oordeel van een onafhankelijke deskundige in beginsel wordt gevolgd, en in dit geval is dat de revalidatiearts Hokken. De Raad is van oordeel dat de conclusies van Hokken over de diagnose arthrose en het ontbreken van een indicatie voor een urenbeperking gevolgd moeten worden. De deskundige heeft vastgesteld dat de voor appellante geschikte werkzaamheden zijn aangepast aan haar lichamelijke en psychische mogelijkheden.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat er onvoldoende medische beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) zijn opgenomen en dat de aangeboden functies voor haar niet geschikt zijn. De Raad oordeelt echter dat de rechtbank voldoende heeft gemotiveerd dat de geselecteerde functies geschikt zijn voor appellante, rekening houdend met de beperkingen zoals opgenomen in de aangepaste FML van 1 juli 2010. De beroepsgrond van appellante dat het Uwv en de rechtbank zijn uitgegaan van een onjuist arbeidsongeschiktheidscriterium, wordt verworpen, omdat appellante na de door het overgangsrecht op 1 juli 1959 gelegde scheidslijn is geboren.
De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellante geen doel treft en bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover deze is aangevochten. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.