ECLI:NL:CRVB:2011:BU8637

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-2874 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de intrekking van de ZW-uitkering en de rol van de WAO-uitkering

In deze zaak gaat het om de intrekking van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant, die in hoger beroep is gegaan tegen de uitspraak van de rechtbank. Appellant ontving op het moment van de uitspraak een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat hem geschikt achtte voor zijn werk. De rechtbank had het beroep van appellant tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard, omdat de ZW-uitkering op dat moment al was verstreken en appellant geen belang meer had bij de beoordeling van zijn zaak.

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de hersteldmelding van appellant geen financiële gevolgen heeft gehad. De Raad stelt vast dat de geschiktheid van de functies die in het kader van de ZW aan appellant zijn voorgehouden, geen rol speelt bij de beoordeling van de WAO. De Raad wijst erop dat er volgens vaste rechtspraak geen zelfstandig belang is om tot een inhoudelijke beoordeling van het beroep over te gaan, wanneer de proceskostenveroordeling aan de orde is.

De Raad komt tot de conclusie dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak. Tevens wordt het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat er geen aanleiding voor een dergelijke veroordeling bestaat. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep en is openbaar uitgesproken op 14 december 2011.

Uitspraak

10/2874 ZW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 6 mei 2011, 09/3433
(aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv).
Datum uitspraak: 14 december 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. W.C. de Jonge, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 november 2011. Appellant en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. Namens het Uwv is mr. W.M.J. Evers verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1. Aan appellant is met ingang van 17 december 2007 een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend. Bij besluit van 11 augustus 2009 heeft het Uwv appellant met ingang van 17 augustus 2009 weer geschikt geacht om zijn werk te doen. Daarbij zijn door het Uwv enkele voor appellant geschikte functies genoemd. Bij besluit van 12 augustus 2009 zijn deze functies nog aangepast. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 11 augustus 2009. Bij besluit van 22 september 2009 (bestreden besluit) is dat bezwaar ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard. Aan appellant was inmiddels met ingang van 25 juni 2009 een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend gebaseerd op een mate van ongeschiktheid van 80 tot 100%. Voorts overwoog de rechtbank dat de duur van de ZW-uitkering op 17 december 2009 was verstreken. Naar het oordeel van de rechtbank had appellant daarom geen belang meer bij een beoordeling van zijn zaak in beroep.
3. In hoger beroep heeft appellant gesteld dat het feit dat de besluitvorming in het kader van de WAO impliceert dat appellant niet geschikt was voor de functies die ter zake van de ZW aan appellant als voorbeeld zijn voorgehouden. Daarbij wijst hij er verder op dat hij ook recht heeft op een vergoeding van proceskosten.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Niet betwist is dat de hersteldmelding met ingang van 17 augustus 2009 geen financiële gevolgen voor appellant heeft. Zoals ook reeds door de rechtbank onder de aandacht werd gebracht, speelt de geschiktheid van de in het kader van de ZW aan appellant voorgehouden functie geen rol voor de duiding van functies in het kader van de WAO en geldt deze ook in een latere procedure ten aanzien van de bepaling van de mate van arbeidsongeschiktheid niet als in rechte vaststaand. Volgens vaste rechtspraak is in de vraag of een proceskostenveroordeling moet worden uitgesproken geen zelfstandig belang gelegen om tot een inhoudelijke beoordeling van het beroep over te gaan (zie Centrale Raad van Beroep, 4 februari 1997, LJN, ZB6628). De rechtbank heeft appellant dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard.
4.2. Het hoger beroep slaagt niet, de aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
5. Voor een veroordeling van het Uwv tot een schadevergoeding bestaat geen aanleiding. Evenmin bestaat aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Bevestigt de aangevallen uitspraak;
Wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier voorzitter en J.J.T. van den Corput en F.J.L. Pennings als leden, in tegenwoordigheid van Z. Karekezi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 december 2011.
(get.) H.G. Rottier.
(get.) Z. Karekezi.
NK