ECLI:NL:CRVB:2011:BU5096
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de indicatie voor hulp bij het huishouden op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 november 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amstelveen. Appellante ontving hulp bij het huishouden op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en was eerder geïndiceerd voor klasse 5. Na het verstrijken van de indicatieperiode heeft zij een aanvraag ingediend voor voortzetting van de hulp. Het College heeft haar vervolgens in aanmerking gebracht voor klasse 4 en later voor klasse 3, wat appellante betwistte.
De Raad heeft vastgesteld dat de extra schoonmaakwerkzaamheden in verband met de komst van een hulphond, samen met andere opgegeven werkzaamheden, resulteren in een feitelijke tijdsbesteding van 6 uur en 30 minuten tot 6 uur en 45 minuten per week. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen de beslissing van het College ongegrond verklaard, en de Raad heeft deze uitspraak bevestigd. Appellante voerde aan dat er een misverstand was over de feitelijke tijdsbesteding, maar de Raad oordeelde dat de indicatie voor hulp bij het huishouden, uitgaande van de normtijden en haar persoonskenmerken, niet te laag was vastgesteld.
De Raad concludeert dat het College appellante terecht in aanmerking heeft gebracht voor hulp bij het huishouden klasse 3, en dat het hoger beroep niet slaagt. De uitspraak is openbaar gedaan en bevestigd de eerdere beslissing van de rechtbank.