ECLI:NL:CRVB:2011:BU3838

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-4734 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WAO-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische grondslag

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem, waarin de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond heeft verklaard. Het Uwv had vastgesteld dat appellante per 8 juni 2009 geen recht had op een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), omdat haar arbeidsongeschiktheid minder dan 35% was. De rechtbank oordeelde dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanwijzingen waren dat de gezondheidstoestand van appellante op de datum in geding niet juist was vastgesteld. De diagnose carpaal tunnel syndroom was pas na de datum in geding vastgesteld, wat volgens de rechtbank niet relevant was voor de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid op dat moment.

In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat het onderzoek onzorgvuldig was en dat er te weinig medische beperkingen waren aangenomen. De Raad voor de Rechtspraak heeft echter geoordeeld dat de argumenten van appellante een herhaling zijn van wat eerder bij de rechtbank is aangevoerd. De Raad sluit zich aan bij de overwegingen van de rechtbank en benadrukt dat in het kader van de arbeidsongeschiktheidswetgeving niet de diagnose, maar de beperkingen die voortvloeien uit de diagnose van belang zijn. Aangezien er geen medische stukken zijn ingediend die aantonen dat er op de datum in geding sprake was van verdergaande beperkingen, kan het hoger beroep niet slagen.

De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep en is openbaar uitgesproken op 9 november 2011.

Uitspraak

10/4734 WIA
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 16 juli 2010, 10/70 (aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv).
Datum uitspraak: 9 november 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. E.E.M. Messink, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 17 oktober 2011 heeft mr. Messink zich teruggetrokken als gemachtigde van appellante.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 oktober 2011. Appellante is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.H.J. Ambrosius.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 27 juli 2009 heeft het Uwv vastgesteld dat voor appellante per 8 juni 2009 geen recht is ontstaan op een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen omdat de mate van haar arbeidsongeschiktheid minder is dan 35%.
1.2. Bij besluit van 2 december 2009 (bestreden besluit) heeft het Uwv het besluit van 27 juli 2009 gehandhaafd.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Ten aanzien van de medische grondslag van het bestreden besluit heeft de rechtbank overwogen dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig is geweest en dat er geen aanwijzingen zijn om aan te nemen dat de gezondheidstoestand van appellante op de datum in geding, alsmede de daarbij horende beperkingen, niet juist zijn vastgesteld. De rechtbank heeft in haar oordeel betrokken dat de diagnose carpaal tunnel syndroom eerst na de datum in geding is vastgesteld. Wat betreft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit heeft de rechtbank geoordeeld dat appellante in staat moet worden geacht de aan haar voorgehouden functies te vervullen.
3. In hoger beroep heeft appellante – kort samengevat – aangevoerd dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek onzorgvuldig is geweest en dat het Uwv te weinig medische beperkingen heeft aangenomen. Dat de diagnose carpaal tunnel syndroom eerst na de datum in geding is komen vast te staan, is volgens appellante niet van belang omdat de klachten aan haar linkerpols en -hand al aanwezig waren op de datum in geding. Ter onderbouwing van deze stelling heeft appellante een rapport van medisch adviseur drs. H. Donkers van 27 juli 2010 ingebracht.
4.1. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.2. De Raad kan zich verenigen met het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen. Hetgeen door appellante in hoger beroep is aangevoerd betreft een herhaling van wat reeds bij de rechtbank naar voren is gebracht en door de rechtbank is beoordeeld. Met betrekking tot het carpaal tunnel syndroom volgt de Raad ook de visie van de bezwaarverzekeringsarts, als neergelegd in een memo van 14 oktober 2010, dat in het kader van de arbeidsongeschiktheidswetgeving niet zozeer de diagnose van belang is, maar de hieruit voor appellante voortvloeiende beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid. Het Uwv heeft beperkingen aangenomen vanwege de klachten van appellante aan haar linkerpols en -hand. De diagnose carpaal tunnel syndroom is eerst na de datum in geding vastgesteld. Er zijn geen medische stukken ingebracht waaruit blijkt dat reeds op de datum in geding sprake was van verdergaande beperkingen verband houdende met voornoemd, later gediagnosticeerd, syndroom.
4.3. Gelet op hetgeen in 4.2 is overwogen kan het hoger beroep niet slagen en dient de aangevallen uitspraak te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk als voorzitter en H.G. Rottier en M. Greebe als leden, in tegenwoordigheid van I.J. Penning als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 november 2011.
(get.) G.A.J. van den Hurk.
(get.) I.J. Penning.
NW