ECLI:NL:CRVB:2011:BU3227
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op Ziektewet-uitkering en geschiktheid voor arbeid na beëindiging dienstverband
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen, waarin het beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellante, die als projectmanager werkzaam was, had zich ziek gemeld vanwege nekklachten en ontving een Ziektewet-uitkering. Het Uwv besloot echter dat zij per 3 april 2008 geen recht meer had op deze uitkering, omdat zij geschikt werd geacht voor haar arbeid. De rechtbank bevestigde dit besluit, waarbij zij oordeelde dat de medische gegevens niet voldoende onderbouwden dat appellante niet in staat was haar werk te verrichten.
In hoger beroep voerde appellante aan dat haar klachten niet goed in beeld waren gebracht en dat de functiebelasting te hoog was, vooral gezien de hoge werkdruk en de noodzaak om langdurig achter de computer te werken. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat het Uwv de juiste maatstaf had gehanteerd en dat de bezwaarverzekeringsarts voldoende inzicht had gegeven in de werkzaamheden en belastende factoren van appellante. De Raad concludeerde dat de klachten van appellante niet zodanig ernstig waren dat zij belemmerd werd in het verrichten van haar eigen werk.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd openbaar gedaan op 2 november 2011.