ECLI:NL:CRVB:2011:BU1983
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op een ZW-uitkering na ziekte en de rol van de bezwaarverzekeringsarts
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 oktober 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die zijn recht op een Ziektewet (ZW) uitkering betwistte. Appellant had zich op 25 oktober 2007 ziek gemeld met diverse lichamelijke en psychische klachten, maar werd door een verzekeringsarts op 12 november 2007 geschikt geacht voor arbeid. Het Uwv had hem per 13 november 2007 geen recht meer op een ZW-uitkering verleend, wat appellant in bezwaar en beroep aanvocht. De rechtbank 's-Hertogenbosch verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarna hij in hoger beroep ging.
De Raad oordeelde dat de bezwaarverzekeringsarts geen lichamelijk onderzoek had hoeven verrichten, omdat de beschikbare informatie voldoende was om tot een zorgvuldige beslissing te komen. Appellant had niet onderbouwd waarom een lichamelijk onderzoek noodzakelijk was en de bezwaarverzekeringsarts had in zijn rapportage uiteengezet dat de medische situatie van appellant fluctuerend was, waardoor een eigen onderzoek weinig zou hebben bijgedragen aan de beoordeling van de situatie op de relevante datum.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij werd gesteld dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van dossieronderzoek door de bezwaarverzekeringsarts en dat een lichamelijk onderzoek niet altijd noodzakelijk is voor een zorgvuldige besluitvorming. De uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de leden van de Raad.